Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Werkgevers plaatsen soms een verborgen camera op de werkvloer om eventuele misdragingen van werknemers vast te kunnen leggen. Deze opnamen kunnen in een arbeidsrechtelijke procedure onder omstandigheden als onrechtmatig worden bestempeld omdat de privacy van de werknemers is geschonden. Voorts is het mogelijk dat een werkgever voor het gebruik van een verborgen camera strafrechtelijk wordt vervolgd. Wat is nu wel en wat is niet geoorloofd?
Op 27 april 2001 heeft de Hoge Raad voor het eerst een arrest gewezen waarin de vraag aan de orde kwam of video-opnamen met een verborgen camera een inbreuk maakten op het recht op privacy en of deze opnamen als onrechtmatig dienden te worden bestempeld. In een kledingwinkel werd door een bedrijfsrecherchebureau een verborgen camera geïnstalleerd omdat men vermoedde dat er geld werd ver-duisterd. Uit de video-opnamen bleek dat een werkneemster een portemonnee had verkocht, maar de verkoop niet op de kassa had aangeslagen en het geld zelf hield. De werkneemster werd hierop op staande voet ontslagen. In de arbeidsrechtelijk procedure die volgde oordeelde de Hoge Raad dat de opnamen in die procedure door de werkgever mochten worden gebruikt. Enerzijds had de werkgever een gerechtvaardigd belang bij het plaatsen van de verborgen camera, omdat er een concreet vermoeden bestond dat een van haar werknemers zich schuldig maakte aan een strafbaar feit. Anderzijds was van belang dat de opnamen slechts de gedragingen van het personeel bij de kassa betroffen. De Hoge Raad liet in het midden of er sprake was van schending van de privacy van de werkneemster in kwestie. Verschillende kantonrechters hebben deze uitspraak in de jaren die daarop volgden gevolgd.
Cameratoezicht is ook geregeld in de Wet bescherming persoongegevens (“Wbp”) die op 1 september 2001 in werking is getreden. Op grond van de Wbp mag cameratoezicht alleen plaatsvinden indien de werkgever daarvoor vooraf een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doel heeft vastgesteld.Volgens het College Bescherming Persoonsgegevens (“CBP”) gelden aangescherpte normen voor het gebruik van een verborgen camera. In beginsel dienen werknemers van tevoren te worden geïnformeerd dat er mogelijk camera’s op de werkvloer worden ingezet. Gebruik van een verborgen camera is volgens het CBP onder meer alleen mogelijk indien preventie niet heeft geholpen, het cameragebruik op incidentele basis gedurende korte tijd plaatsvindt en zo gericht mogelijk is. Niet naleving van deze Wbp-normen is niet in de Wbp strafbaar gesteld, wel kan een en ander onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens opleveren die de werkgever mogelijk schadeplichtig maakt jegens de werknemer. Overigens is voor incidenteel gebruik van camerasystemen, bijvoorbeeld ter bestrijding van diefstal of fraude, geen instemming van de ondernemingsraad nodig.
De strafbaarstelling van geheim cameratoezicht is geregeld in het Wetboek van Strafrecht (“Sr”). Artikel 441b Sr stelt geheim cameratoezicht in openbare plaatsen en gebouwen (horecagelegenheden, winkels etc) strafbaar. Sinds 1 januari 2004 is geheim cameratoezicht in niet publieke plaatsen (zoals kantoorruimtes) ook strafbaar gesteld door invoering van het nieuwe artikel 139f Sr. Volgens de memorie van toelichting bij dit artikel kunnen werkgevers onder de nieuwe wet gebruik blijven maken van camera’s op de werkvloer, als zij bijvoorbeeld vermoeden dat werknemers het bedrijf schade toebrengen. Voorwaarde is wel dat zij de werknemers vooraf hebben gewezen op de mogelijke inzet van camera’s op de werkplek.
Houdt dit nu in dat een werkgever die in het geheim zijn werknemers filmt altijd strafrechtelijk kan worden vervolgd? Volgens de tekst van de artikelen 139f en 441a Sr is geheim cameratoezicht strafbaar indien dit wederrechtelijk gebeurt. Mijns inziens is dit de crux van de zaak. Indien de werkgever een concreet ver-moeden heeft dat een werknemer zijn bedrijf schade toebrengt (bijvoorbeeld door diefstal), en hij een verborgen camera gebruikt om dit te kunnen vaststellen en daarbij tevens de Wbp-normen worden nageleefd, handelt hij mijns inziens niet wederrechtelijk. Wel zal de werkgever achteraf in staat moeten zijn om aan te tonen dat het besluit tot het plaatsen van een verborgen camera zorgvuldig is genomen.
Sander Schouten is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.