Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Vaak worden overeenkomsten gesloten via een tussenpersoon. Wij kennen allemaal de verzekeringstussenpersoon, maar ook vele effectenlease overeenkomsten zijn aangegaan via een tussenpersoon. Het is echter onduidelijk of gedragingen van de tussenpersoon wel zonder meer kunnen worden toegerekend aan de aanbieder van een effectenlease contract. Maar de Commissie van Beroep van het Dutch Securities Institute heeft in haar uitspraak d.d. 27 januari 2005 nu onder andere bepaald dat nadelige gedragingen van de tussenpersoon in principe kunnen worden toegerekend aan de aanbieder.
Banken hebben vanwege hun maatschappelijke positie een bijzondere zorgvuldigheidsplicht jegens hun cliënten. Onder andere zullen banken onderzoek moeten doen naar de financiële positie en behoeften van de cliënt voordat zij een effectenlease overeenkomst sluiten met de betreffende cliënt. De bank handelt onrechtmatig jegens de cliënt als zij niet aan de zorgvuldigheidseisen voldoet en de bank moet dan in principe schadevergoeding betalen. Maar wat is nu de positie als de overeenkomst tot stand is gekomen door bemiddeling van een tussenpersoon, en deze tussenpersoon heeft nagelaten om aan die bijzondere zorgvuldigheidseisen te voldoen ? Als het dan later fout gaat, zegt natuurlijk de bank dat hij daar niet voor verantwoordelijk is. En de tussenpersoon zelf is al lang gevlogen of failliet, zodat de cliënt daar geen verhaal meer kan halen.
Volgens de uitspraak van de Commissie, is echter de bank aansprakelijk voor de gedragingen van de tussenpersoon. De Commissie overweegt het volgende: “Wanneer de bank zich bij het aangaan van de overeenkomst bedient van een tussenpersoon, komen de gevolgen van de gedragingen van deze tussenpersoon, tekortkomingen daaronder begrepen, op gelijke wijze voor rekening van de bank als de gevolgen van zijn eigen gedragingen en tekortkomingen. (…) Het gaat erom dat de bemiddeling geschiedt ten voordele van de bank; nadelige gevolgen van gedragingen van de tussenpersoon behoren dan niet te worden afgewenteld op de tegenpartij,maar dienen voor rekening te komen van de bank.” Overigens laat de Commissie de mogelijkheid open dat een tussnepersoon optreedt als (beleggings)adviseur van de cliënt; in dat geval komen de gedragingen van de tussenpersoon voor rekening van de cliënt. Ten slotte moet worden betwijfeld of dit oordeel van de Commissie algemene gelding heeft. Er wordt kritiek op gegeven in de rechtsliteratuur. Maar benadeelden hebben in ieder geval een sterk argument in handen gekregen.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.