Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Minister De Geus heeft een wetsvoorstel aangekondigd waarbij het eenvoudiger wordt voor werknemers hun recht te halen bij seksuele intimidatie. Op dit moment moet een werknemer bewijzen dat hij/zij seksueel geïntimideerd is. In de toekomst moet de werkgever gaan bewijzen dat de klacht onjuist is. Dat klinkt nogal ingrijpend, en dat is het ook.
De wetswijziging past in de Europese richtlijn over dit onderwerp, waarbij intimidatie niet langer onder de werking van het strafrecht zou vallen, maar onder de Wet Gelijke Behandeling mannen en vrouwen.
Hoe de wet eruit komt te zien is nog niet bekend. Het voorstel ligt voor advies bij de Raad van State, en wordt pas openbaar als dat advies er is. Er is nog veel onduidelijk. Zo is niet duidelijk of de omkering van de bewijslast alleen zal gelden tussen de (beweerdelijk geïntimideerde) werknemer en zijn werkgever, of ook tussen de geïntimideerde persoon en de persoon die heeft geïntimideerd. In dat laatste geval wordt de positie van de beschuldigde partij wel erg veel zwakker gemaakt dan die van de beschuldigende partij.
Het lijkt erop dat een belangrijk nevendoel van de nieuwe wet is, dat werkgevers actief seksuele intimidatie tegen zullen gaan en daar ook beleid op zullen ontwikkelen. Wellicht dat goed beleid daartegen een argument gaat worden om aansprakelijkheid af te kunnen weren als het toch gebeurt. Anders gezegd: het ontbreken van zodanig beleid zou wel eens aansprakelijkheid met zich kunnen gaan brengen.
De nieuwe wet lijkt namelijk (zo te zien) op de situatie zoals die nu al is bij bedrijfsongevallen. Ook daar is de bewijslast omgedraaid. Als een werknemer een ongeval op zijn werk krijgt, moet de werkgever bewijzen dat dit niet aan hem heeft gelegen of heeft kunnen liggen. Wellicht dat een soortgelijk verweer ook soelaas gaat bieden bij vorderingen uit seksuele intimidatie, al suggereert het persbericht dat de mogelijkheid om de aansprakelijkheid af te weren hier nog geringer is: de werkgever (of beschuldigde) moet bewijzen dat het niet is gebeurd. In veel gevallen zal dat een onmogelijke opgave zijn.
Aan de beschuldigende partij wordt overigens ook een eis gesteld: die moet aannemelijk maken dat het is gebeurd. Ik ga er van uit dat aan die aannemelijkheid in elk geval wel zware eisen zullen worden gesteld door de rechter. Als het eenmaal aannemelijk is, is de positie van de beschuldigde immers vrijwel onhoudbaar – althans zo lijkt het nu.
Als meer bekend is over het wetsvoorstel komen we hier uiteraard op terug.
link persbericht
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.