Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Het Besluit Luchtkwaliteit is al sinds 19 juli 2001 van kracht, maar staat vooral de laatste tijd in de belangstelling. Het is de vertaling van de Europese normen voor luchtkwaliteit in Nederlandse regelgeving. Het besluit geeft luchtkwaliteitsnormen voor zeven verschillende stoffen, te weten zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, koolmonoxide en benzeen. Het besluit verplicht bestuursorganen om bij de uitoefening van bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, rekening te houden met de richtwaarden of sterker nog, (voor bepaalde stoffen) de grenswaarden in acht te nemen. Daarnaast verplicht het besluit provincies en gemeenten de luchtkwaliteit te controleren en zo nodig een herstelplan op te stellen.
In een eerdere bijdrage schreven wij al dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Raad van State”) vond dat bij de totstandkoming van het bestemmingsplan “Stationseiland” door de gemeente Amsterdam ten onrechte de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet waren onderzocht. De vaststelling en goedkeuring van een bestemmingsplan dienen namelijk te worden aangemerkt als de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, waarbij de grenswaarden in acht moeten worden genomen. De Raad van State heeft in deze uitspraak benadrukt dat de grenswaarden gelden voor de buitenlucht van het gehele Nederlands grondgebied.
Uit het Nationaal Luchtkwaliteitsplan blijkt dat Nederland met de huidige maatregelen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof niet zal halen. Zolang de normen door de Europese Commissie niet worden opgerekt, zullen de huidige normen de maatstaf zijn. Dit betekent dat bestuursorganen bij de uitoefening van hun bevoegdheden beperkt kunnen worden door de normen, die op sommige plaatsen reeds ruim worden overschreden. Zo zouden ontwikkelingen, zoals de aanleg van nieuwe wegen, geen doorgang kunnen vinden. Daarnaast zullen milieu- en bewonersorganisaties naar de rechter stappen om hun recht op schone lucht op te eisen. Milieudefensie heeft al aangekondigd dat zij de gemeente Den Haag in een procedure bij de bestuursrechter zal betrekken als deze geen maatregelen neemt tegen de dieseldampen op de Veerkades. Of een dergelijke procedure succesvol is, zal nog moeten blijken. Winst voor Milieudefensie zou in elk geval betekenen dat bestuursorganen structurele oplossingen moeten zoeken om onder de normen voor luchtkwaliteit te blijven. De discussie over welk bestuursorgaan bevoegd (en verplicht) is om maatregelen te nemen zal dan per situatie een rol gaan spelen.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.