Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Bijna onopgemerkt in deze weblog, heeft de rechtbank Arnhem op 16 februari 2005 bepaald dat de WinstVerDrieDubbelaar (WV3D) nietig is op grond van de Wet op het Consumentenkrediet (Wck). Het betreft hier een vervolguitspraak in de zaak waarover wij eerder schreven in de weblog van 16 juli 2004. Kort gezegd, werd in dat eerdere tussenvonnis door de rechtbank Arnhem aangenomen dat de Wck van toepassing is op de WV3D en dat waarschijnlijk daardoor de WV3D nietig is. De rechtbank Arnhem gaf partijen de gelegenheid om een nadere toelichting te geven op dit voorlopige oordeel.
Dexia voerde na het tussenvonnis vervolgens aan dat de Wck niet van toepassing is op de WV3D. Immers: de Wck is weliswaar van toepassing op alle krediettransacties maar de Wck maakt ook een uitzondering voor “effectenbelening”. En de WV3D is effectenbelening, aldus Dexia, en dan is dus de Wck niet van toepassing.
Dexia baseerde dit standpunt mede op bepaalde uitlatingen van de Minister van Financiën, die op diverse plaatsen aan de Tweede Kamer heeft gezegd dat de Wck niet van toepassing is op effectenlease overeenkomsten. Volgens Dexia heeft zij vertrouwd op deze (openbare) uitlatingen van de Minister van Financiën, en gaat het niet aan om haar nu achteraf te confronteren met een gevolg dat zij niet heeft kunnen voorzien. Dit is inderdaad een sterk argument van Dexia, en de rechtbank gaat er uitgebreid op in. De door Dexia aangehaalde uitlatingen van de Minister van Financiën zijn volgens de rechtbank echter strijdig met de verplichte Richtlijnconforme uitleg van de Wck en met de bedoelingen van de Wck. Daarnaast heeft de Minister van Financiën ook wel eens gezegd dat effectenlease wél onder de Wck valt; de uitlatingen van de Minister van Financiën zijn enigszins tegenstrijdig. De rechtbank geeft dan ook een behoorlijke vingerwijzing aan de Minister van Financiën. Letterlijk zegt de rechtbank: “De vraag rijst of de Minister van Financiën hierin gelukkig heeft geopereerd”. Ik zag nog niet eerder een zo onverholen kritiek van een rechter op de wetgever.
Wat er ook zij van het bovenstaande, de rechtbank moet een knoop doorhakken. En uiteindelijk beslist de rechtbank dat de Richtlijnconforme uitleg en de bedoelingen van de Wck, sterker zijn dan enkele uitlatingen van de Minister van Financiën. Daar komt nog eens bij dat de Minister van Financiën ten tijde van het afsluiten van de WV3D-contracten niet de vergunningen verleende onder de Wck, maar de Minister van Economische Zaken. Kortom: de WV3D geldt niet als “effectenbelening”, de WV3D valt wel onder de Wck en de WV3D is nietig omdat Dexia (BankLabouchere) niet over de vereiste vergunning beschikte. Vanwege de nietigheid, moeten de reeds uitgevoerde verbintenissen worden ongedaan gemaakt. Die ongedaanmaking zorgt op haar beurt weer voor diverse juridische verwikkelingen, maar dat valt buiten dit stuk. Wij zullen daar wellicht in een later stadium iets over schrijven.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.