Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Zoals in een eerdere bijdrage vandaag al werd belicht kunnen kunnen werkgevers vanaf 1 januari 2006 gaan kiezen of zij het risico van arbeidsongeschikte werknemers zelf dragen, onderbrengen bij het UWV of bij een private verzekeraar. Een jaar later, vanaf 1 januari 2007, gaan werkgevers een premie betalen die afhankelijk is van het aantal werknemers in het bedrijf dat arbeidongeschikt wordt. Die regel geldt in principe alleen voor werkgevers die bij het UWV verzekerd zijn, maar te verwachten is uiteraard dat ook de private verzekeraars hun premie afhankelijk zullen stellen van het risico. Dat doen ze nu ook al voor de verzekering van de loondoorbetaling tijdens het eerste jaar van ziekte.
Dit alles staat in een wetsvoorstel dat begin volgende week door minister De Geus naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Blijkens een persbericht gaat de minister er van uit dat het voorstel ongeschonden door de Kamer zal komen. Die kans is ook niet uitgesloten; het voorstel bevat met name maatregelen die de instroom in de huidige WAO moeten beperken en dat is op dit moment “politiek populair”. De herkeuringen die sinds oktober vorig jaar aan de gang zijn lijken al een daling van het aantal (volledig) arbeidsongeschikte werknemers op te leveren.
Onderdeel van de nieuwe wet is een aantal regelingen die werkgevers moeten gaan stimuleren gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers in dienst te nemen dan wel te houden, en die werkgevers bovendien moeten stimuleren zoveel mogelijk te voorkomen dat hun werknemers arbeidsongeschikt worden. Dit laatste wil men onder meer bereiken door een verzekeringspremie die afhankelijk wordt van het aantal werknemers dat aanspraak moet gaan maken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.Als dit laatste u bekend voorkomt, dan klopt dat: die gedachte lag ook ten grondslag aan de malus die enkele jaren geleden werd opgelegd aan werkgevers als hun werknemers in de WAO belandden. De werkgevers hebben zich daar toen met succes tegen verzet.
We zullen hier nog terugkomen op de maatregelen die met name de werkgevers aangaan. Duidelijk is al wel dat het risico van arbeidsongeschiktheid steeds meer bij de werkgever gelegd gaat worden. Werkgevers hebben dat echter vaak niet in de hand. Van de werkgevers wordt niettemin in toenemende mate verwacht dat zij gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers aan het werk houden; daarin zal voor de werkgevers de beste mogelijkheid liggen om de pijn van de nieuwe wet te verzachten. Vandaar ook de -wat idealistische – naam van de nieuwe wet: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De wet richt zich op wat de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer nog kan, anders dan de huidige WAO die zich richt op herstel van het inkomensverlies. “Arbeidsvermogen” van de werknemer zal echter een beroep gaan doen op aanpassingsvermogen van de werkgever. Het laatste woord zal er nog niet over gezegd zijn!
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.