Praktijkgebieden: Mediarecht
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) voerde een actief persbeleid door haar bevindingen openbaar te maken. Ten gevolge van dit actieve persbeleid zouden de activiteiten van de NMa meer onder de aandacht komen van het grote publiek. Bij dergelijke publiciteit worden de door de NMa verdachte bedrijven met naam en toenaam genoemd, en deze publiciteit zou een afschrikwekkende werking moeten hebben op bedrijven. Bedrijven zouden op deze wijze worden geprikkeld om af te zien van (verboden) concurrentie-beperkende activiteiten. Het Gerechtshof in Den Haag heeft onliangs bepaald dat dit beleid echter beperkingen kent.
De NMa had in 2000 een onderzoek ingesteld naar concurrentiebeperkend gedrag van de fietsfabrikanten van Accel (Batavus, Koga en Sparta). De NMa deed invallen bij deze bedrijven in 2000. Op 27 november 2002 heeft de NMa een eerste rapport van bevindingen opgesteld, waarin werd gesproken van verboden uitwisseling van concurrentiegevoelige gegevens en van verboden prijsafspraken door de fietsfabrikanten. Dit rapport werd vervolgens, samen met een concept persbericht, bezorgd bij de fietsfabrikanten op 28 november 2002 omstreeks 10 uur in de ochtend. Het persbericht werd, indachtig het actieve persbeleid, diezelfde dag rond 12 uur openbaar gemaakt. In de NMa-procedure die volgde op het rapport is vervolgens in 2004 geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat concurrentie-gevoelige informatie werd uitgewisseld, maar wel dat er sprake was van verboden prijsafspraken. Zoals viel te verwachten, is na verspreiding van het persbericht een stroom van publiciteit op gang gekomenover Accel en haar fietsfabrikanten. En in deze publiciteit zijn de nuances uit het persbericht natuurlijk niet voor het voetlicht gekomen, met name niet de nuance dat het slechts verdenkingen betrof en dat er nog helemaal niets definitief vast stond over verboden gedragingen.
Accel was het niet eens met de gang van zaken rondom de publiciteit, en zij begon een rechtszaak tegen de NMa (de Staat der Nederlanden). De rechtbank Den Haag wees de vorderingen af, maar het Gerechtshof Den Haag heeft op 24 februari 2005 bepaald dat het verspreiden van het persbericht inderdaad onrechtmatig was tegenover Accel. Immers, ook de NMa heeft zich te houden aan de onschuldpresumptie (je bent onschuldig totdat anders is bewezen) en zij dient dus zeer terughoudend te zijn met hetgeen zij naar buiten brengt. Dat geldt eens te meer, als de mededelingen zijn bestemd voor een groot publiek. En het is een feit van algemene bekendheid dat bij dergelijke publiciteit nuances verloren plegen te gaan. Daarnaast heeft Accel niet de mogelijkheid gekregen om te reageren op het (concept) persbericht of om de nodige maatregelen te nemen, doordat het pas zo kort vóór verspreiding aan haar ter hand is gesteld.
In deze uitspraak wordt bevestigd dat de Staat der Nederlanden – gezien de onschuldpresumptie – zeer zorgvuldig moet omgaan met het verspreiden van persberichten, met name daar waar het genereren van publiciteit onder het grote publiek een expliciet oogmerk is. Overigens heeft de NMa aangegeven dat zij thans een meer restrictief persbeleid voert.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied mediarecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.