Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Vandaag heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit zich zijdelings gemengd in de discussie tussen Albert Heijn en Peijnenburg.In een persbericht heeft de NMa duidelijk gemaakt dat verticale prijsbinding niet is toegestaan. Het persbericht is opgesteld naar aanleiding van diverse vragen en reacties op het kort geding tussen de supermarkt en de koekfabrikant.
Volgens het mededingingsrecht mogen leveranciers hun afnemers (zoals supermarkten) niet verplichten om een vaste of een minimumverkoopprijs in de richting van consumenten te hanteren. Dit is verboden verticale prijsbinding. Supermarkten zijn vrij om hun eigen prijzen te bepalen, in het belang van een vrije concurrentie – en daarmee ten behoeve van lage prijzen. Ook prijsbinding waarbij een leverancier een bepaald prijsniveau tracht af te dwingen door bijvoorbeeld sancties, vertraging of opschorting van leveringen of beëindiging van overeenkomsten is op basis van de Mededingingswet verboden.Overigens benadrukt de NMa in het persbericht geen oordeel te vellen over de zaak AH/Peijnenburg. Wel vraagt de NMa aan supermarkten die geconfronteerd worden met verticale prijsbindingen, dit te melden.
Het bovenstaande wil overigens geenszins zeggen dat Peijnenburg mededingingsrechtelijk fout zit. Wil een verticale prijsbinding daadwerkelijk verboden worden, dan moet er ook sprake zijn van een merkbare beperking van de mededinging op de Nederlandse markt. Of dat laatste zo is, valt te bezien. En verder berekende AH de prijsverlaging door aan Peijnenburg. Een omstandigheid die het mededingingsrechtelijke verbod wellicht ook kan doorkruisen.
Wel geeft het persbericht van de NMa stof tot nadenken. Want hoe ver mag – en vooral kan – een leverancier gaan? Indien de afnemer de prijzen tot een dieptepunt laat zakken, zal dit waarschijnlijk toch gevolgen hebben voor de leverancier. En mag de leverancier dan geheel niet ingrijpen door een minimum aan de prijs te stellen? Of, in het uiterste geval, de overeenkomst op te zeggen? Anderzijds, als de supermarkt tot in den treure bereid is het verlies te nemen, en consumenten het product massaal afnemen door de lage prijs, dan zal dit ook voordelen opleveren voor de leverancier. En: vanaf welk niveau beperken minimumprijzen de mededinging? Wellicht zal in de nabije toekomst nog op dit onderwerp worden teruggekomen. Want Peijnenburg is zeer waarschijnlijk niet de enige leverancier die ontevreden is over de supermarkten-oorlog. Vandaag liet Heineken weten evenmin gelukkig te zijn met de lage prijzen, en nog na te denken over te nemen stappen.
Zie over het kort geding tussen Peijnenburg en Albert Heijn een eerdere bijdrage.
Maja Bolè is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.