Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In de bijdrage van 10 augustus 2004 schreven wij reeds over de permanente bewoning van recreatiewoningen en het beleid van de Minister van VROM. In juli 2004 werd door de Minister nog eens benadrukt dat het uitsluitend tot 31 december 2004 mogelijk was om persoonsgebonden bechikkingen te krijgen om de huidige bewoners in de betreffende recreatiewoning te laten wonen (maar niet hun opvolgers).
Gisteren heeft het Ministerie van VROM haar onderzoek gepubliceerd naar de wijze waarop gemeenten en provincies omgaan met de recreatiewoningen. Daarnaast is een rapport gepubliceerd waarin de mogelijkheden van handhaving door gemeenten worden besproken.
De inventarisatie van de bewoning van recreatiewoningen is weinig verrassend. Bijna 75% van de gemeenten kent een of meer recreatiewoningen die permanent worden bewoond. Van de totaal 151.645 recreatiewoningen worden er 16.014 permanent bewoond. Sommige van de permanent bewoonde recreatiewoningen bevinden zich in als kwetsbaar aangewezen (natuur)gebieden, hoewel het onderzoek daarover niets zegt. Het beleid van alle provincies in deze is terughoudend: het beleid is met name gericht op het tegengaan van permanente bewoning. Gemeenten zijn actiever: in 29% van de gemeenten wordt een bestemmingswijziging voorgesteld omdat de woningen niet in kwetsbaar gebied liggen. In nog eens 21% van de gemeenten worden persoonsgebonden beschikkingen afgegeven en in de rest kiest de gemeente voor het handhaven van de bestemmingsplannen. Opvallend is wel de toevoeging van de VROM-inspectie dat het haar bekend is dat gemeenten weinig tot geen uitvoering geven aan hun voornemen tot handhaving. VROM geeft zelf ook al aan dat de cijfers uit het rapport met een korrel zout moeten worden genomen.
Een van de doelstellingen van het beleid van de Minister over de permanente bewoning van recreatiewoningen, was dat de betrokken individuele burgers uiterlijk op 31 december 2004 duidelijkheid hadden over hun situatie. Die doelstelling is echter niet gehaald. Hoewel veel gemeenten wel hun ei hebben gelegd over het te volgen beleid is dit beleid lang niet altijd vastgelegd in (raads)besluiten, laat staan dat het bekend is gemaakt aan de betrokken burgers. Daarnaast wordt kennelijk niet evenveel gedaan aan de goede voornemens tot handhaving. Op deze punten worden de gemeenten aangespoord om beter hun best te doen.
De inventarisatie van handhavings- en opsporingsmogelijkheden is interessant. Veel gemeenten hadden aangegeven dat zij moeite hadden met handhaving omdat zij tegen praktische en wettelijke bezwaren zouden oplopen. De gemeenten wilden bijvoorbeeld de bewijslast omdraaien, zodat de betrokken burger moet aantonen dat hij ergens anders zijn hoofdverblijf heeft. Of zij wilden hun eigen opsporingsambtenaren veel meer bevoegdheden geven, bijvoorbeeld door ook onderzoek te kunnen doen buiten de terreinen die exclusief aan B&W zijn toegewezen. Het ministerie van VROM is echter duidelijk: er is geen reden om de opsporings- en handhavingsinstrumenten van gemeenten op dit punt nog verder uit te breiden. De huidige mogelijkheden zijn voldoende en bijvoorbeeld wordt de Wet GBA nauwelijks gebruikt, terwijl daar nu juist een uitstekend handvat ligt. En andere nuttige wijzigingen zijn al aangekondigd, zoals het vervallen van de beperking dat een toezichthouder o.g.v. de Wet Ruimtelijke Ordening alleen bij daglicht terreinen mag betreden. VROM ziet dus geen reden om de handhavingsmogelijkheden uit te breiden.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.