icon

Sprintplan onrechtmatig

Toevoeging d.d. 6 januari 2006. Op 4 januari 2006 heeft de rechtbank Utrecht een vergelijkbare uitspraak gedaan in een andere zaak. Ons commentaar daarop kunt u vinden in de bijdrage Sprintplan onrechtmatig: deel II Hieronder vindt u de tekst van de weblog van 4 januari 2005.

Het is misschien een beetje ondergesneeuwd in de afgelopen feestdagen, maar op 22 december 2004 heeft de rechtbank Utrecht een belangwekkende uitspraak gedaan in de aandelenlease verwikkelingen. Kort gezegd, heeft de rechtbank Utrecht op die dag bepaald dat Aegon als verkoper van het Sprintplan onrechtmatig heeft gehandeld jegens de deelnemers door onvoldoende informatie in te winnen omtrent de financiële positie, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van potentiële deelnemers aan het Sprintplan.

De rechtbank Utrecht gaat er goed voor zitten. Zij heeft voor deze gelegenheid drie rechters aangewezen, hetgeen in privaatrechtelijke kwesties ongebruikelijk kan worden genoemd. Veruit het grootste aantal uitspraken, ook in de aandelenlease zaken, wordt bij andere rechtbanken afgedaan door één rechter. Het vonnis is dan ook uitgereid gemotiveerd en kan, wellicht, in andere aandelenlease zaken als richtinggevend worden gebruikt.

Het eerste opvallende aan de uitspraak is dat de rechtbank Utrecht, anders dan de rechtbank Amsterdam, van mening is dat een collectieve actie mogelijk is bij de gevorderde verklaring voor recht dat de folders van Sprintplan misleidend zijn. Daartoe voert de rechtbank Utrecht aan dat er sprake is van een andere situatie omdat de vordering anders werd geformuleerd dan in de Amsterdamse zaak. Het lijkt ons echter dat het verschil tussen de ingestelde vorderingen vooral het gevolg is van een andere interpretatie door de rechtbank Utrecht en dat deze op deze wijze toch bevoegdheid heeft willen aannemen. Wat daarvan ook zij, de rechtbank Utrecht bevestigt vervolgens nog maar eens dat misschien een collectieve actie wel kan worden gevoerd, maar dat een collectieve vernietiging van rechtshandelingen of een collectieve schadevergoeding niet tot de mogelijkheden behoort.

Vervolgens wordt op niet mis te verstane wijze het verweer van Spaarbeleg verworpen dat GeSp (Stichting Gedupeerden Spaarbeleg) het wettelijk verplichte overleg vooraf onvoldoende heeft gevoerd. Spaarbeleg had immers geschreven “Wij zijn niet bereid uw cliënte een aanbod te doen als door u voorgesteld. Vanzelfsprekend zijn wij bereid onze stellingname in een gesprek toe te lichten indien u dat wenselijk voorkomt.” Deze mededeling mocht GeSp opvatten als een ondubbelzinnige weigering van Spaarbeleg om tot een minnelijke regeling te komen of om daarover te overleggen. Als Spaarbeleg door minnelijk overleg tot een oplossing had willen komen, had zij een andersluidende reactie moeten geven.

Volgens de rechtbank Utrecht is geen sprake van nietigheid of vernietigbaarheid van het Sprintplan vanwege strijd met de Wet Toezicht Effectenverkeer (Wte) of de Wet Toezicht Kredietwezen (Wtk). De reden daarvoor is dat de bepalingen van Wte of Wtk niet de strekking hebben om de geldigheid van een rechtshandeling aan te tasten als niet aan de vereisten uit die wetten is voldaan. Dat blijkt onder andere uit het feit dat op overtreding van de vereisten uit de Wte of Wtk een boete is gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat het verrichten van de bedoelde diensten als zodanig niet is verboden. Dat is een verschil met de eerder behandelde uitspraak van de rechtbank Arnhem die (voorlopig) aannam dat de aandelenlease in strijd was met de Wet op het Consumentenkrediet (Wck). Die wet beoogt nu juist specifiek consumenten te beschermen en overtreding van de voorschriften van de Wck kan misschien wel tot nietigheid van de overeenkomst leiden.

De rechtbank Utrecht oordeelt vervolgens, evenals eerder de rechtbank Amsterdam, dat geen sprake is van misleidende reclame. Zij sluit hierbij weer aan bij het criterium van het Europese Hof van Justitie dat moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. Omdat de deelnemers de beschikking kregen over het zgn. Welkomstpakket voordat de overeenkomst tot stand kwam, konden zij zich voldoende op de hoogte stellen van de inhoud van het Sprintplan. Het Welkomstpakket bevatte afdoende aanwijzingen dat een lening werden aangegaan, dat er werd belegd en dat er geen sprake was van sparen.

Merkwaardig is de passage (§4.24), waarin het opsturen van een inschrijfformulier door een potentiële deelnemer wordt betiteld als “een uitnodiging tot het doen van een aanbod aan de zijde van Spaarbeleg”. Het naar aanleding van het inschrijfformulier toegestuurde Welkomstpakket is volgens de rechtbank Utrecht dus een aanbod namens Spaarbeleg. Nergens wordt echter duidelijk op welke wijze dit aanbod van Spaarbeleg dan door de betreffende deelnemer zou zijn aanvaard. En zonder aanvaarding van een aanbod, kan geen overeenkomst tot stand komen. Wellicht heeft de rechtbank Utrecht willen aannemen dat het aanbod stilzwijgend is aanvaard door de potentiële deelnemer, maar dat komt niet tot uitdrukking in de overwegingen van de uitspraak.

Ten slotte, oordeelt de rechtbank Utrecht dat Spaarbeleg wel degelijk onrechtmatig heeft gehandeld jegens de deelnemers aan het Sprintplan doordat zij haar onderzoeksplicht heeft geschonden. Op banken rust immers, als gevolg van hun bijzondere maatschappelijke positie, een bijzondere zorgvuldigheidsplicht. Deze zorgvuldigheidsplicht wordt vervolgens gesplitst in een onderzoeksplicht en een informatieplicht, waarbij wordt aangetekend dat naar mate meer uitgebreide informatie is verstrekt minder onderzoek nodig zal zijn. Spaarbeleg heeft echter reeds vooraf besloten om in het geheel geen onderzoek te doen naar potentiële deelnemers en dat acht de rechtbank onrechtmatig. Per individueel geval zal echter moeten worden beoordeeld wat de gevolgen zijn van dit onrechtmatig handelen.

Deze uitspraak is om verschillende redenen belangwekkend. Er tekent zich thans een lijn af waaruit blijkt dat de aandelenlease zaken niet worden opgelost via de weg van misleidende reclame, omdat de verstrekte informatie voor de gemiddelde oplettende consument afdoende was. Veeleer zullen de leveranciers van de diverse producten moeten worden aangesproken op de vraag of zij hebben voldaan aan hun bijzondere zorgplicht. Ook de rechtbank Arnhem gaf al een voorzet in die richting door enkele overwegingen in haar vonnis d.d. 14 juli 2004. Indien een financiële instelling niet aan haar zorgvuldigheidsplicht heeft voldaan, zal vervolgens per individueel geval moeten worden bezien wat daarvan de gevolgen zijn. Natuurlijk komt een en ander nog in hogere instanties aan bod en kan de uitkomst nog veranderen. Daarnaast moet nog een definitieve uitspraak komen in het eerder aangehaalde vonnis van de rechtbank Arnhem, waar wellicht de aandelenlease overeenkomst nietig wordt bestempeld.

Het wordt inmiddels een saaie afsluiting, maar het kan niet anders: wordt vervolgd.


Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Sprintplan onrechtmatig

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief