Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Het is voor velen een bron van ergernis; de tijd die de overheid zich gunt om op een aanvraag of verzoek te beslissen. Door verschillende onderzoekers is inmiddels bevestigd dat het besluitvormingsproces te veel tijd in beslag neemt; de wettelijke termijnen voor het nemen van beslissingen worden veelvuldig overschreden.
De praktijk leert dat er onvoldoende mogelijkheden bestaan om hier iets tegen te doen. In sommige gevallen komt de wet de burgers wel tegemoet door te voorzien in een fictief besluit. Denk daarbij aan de Woningwet waarin is bepaald dat wanneer Burgemeester en Wethouders niet binnen twaalf weken na ontvangst van een bouwaanvraag een besluit nemen, de bouwvergunning wordt geacht te zijn verleend. Aan dit uitgangspunt zijn evenwel de nodige mitsen en maren verbonden, deze regel geldt onder andere niet wanneer het bouwplan niet binnen het bestemmingsplan past. En zo zitten ook vele aanvragers van een bouwvergunning soms maanden te wachten voordat zij vernemen of het bouwplan doorgang kan vinden. In het geval de wet niet bepaalt dat een besluit van rechtswege ontstaat, resteert de mogelijkheid om tegen het niet tijdig beslissen bezwaar of beroep in te stellen. In de praktijk wordt dit over het algemeen een onvoldoende effectief middel bevonden, omdat de rechter het bestuursorgaan vaak opdraagt op een termijn van een aantal weken alsnog een besluit te nemen. Een beslissing op zeer korte termijn levert het met andere woorden niet op.
En wat wanneer burgers termijnen overschrijden bij het aanleveren van gegevens of het indienen van een bezwaarschrift? Dan worden de termijnen vaak wel strikt toegepast en wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten c.q. het bezwaar niet ontvankelijk verklaard.
Voor een aantal Tweede-Kamerleden vormde een en ander aanleiding om een wetsvoorstel in te dienen, op grond waarvan het bestuursorgaan de aanvrager of bezwaarmaker een dwangsom moet gaan betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De dwangsom bedraagt EUR 20,- per dag en kan oplopen tot een maximum van EUR 1000,-. Wanneer je je bedenkt dat sommige bestuursorganen met flinke achterstanden hebben te kampen, betekent dit wetsvoorstel een flinke aderlating voor de overheid. De nieuwe regeling zal mede daarom de eerste vijf jaar nog niet voor alle besluitvormingsprocessen gaan gelden. Of, zoals de Memorie van Toelichting het stelt: “Na de valbijl ondervinden uitsluitend de bestuursorganen die hun zaakjes dan nog niet op orde hebben, financiële gevolgen in de zin van het betalen van dwangsommen”.
Hoewel de regeling, gelet op de 5-jaars overbruggingsperiode, wellicht niet op korte termijn veelvuldig zal worden toegepast, is de verwachting dat de meeste bestuursorganen al wel de nodige organisatorische maatregelen zullen nemen. Wij zullen het wetgevingsproces dan ook met interesse volgen. Op dit moment wacht het wetsvoorstel nog op behandeling door de Tweede Kamer.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.