Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Wellicht herinnert u zich wel de geruchtmakende HCS affaire over handel met voorkennis uit het begin van de jaren 1990 en de daaropvolgende schadeclaim tegen de Staat (beter bekend als de Begaclaim). Het Gerechtshof in Den Haag heeft afgelopen 14 oktober deze vordering tot schadevergoeding integraal afgewezen.
Destijds werd Joep van den Niewenhuyzen beschuldigd van handel in aandelen met voorwetenschap. Hij is hiervoor strafrechtelijk vervolgd, maar niet veroordeeld. Van den Nieuwenhuyzen stelde vervolgens dat de (volgens hem onrechtmatige) vervolging zodanige gevolgen heeft gehad dat zijn vennootschappen waardeloos zijn geworden. De Staat zou hiervoor aansprakelijk zijn en schadvergoeding moeten betalen. Deze vordering tot schadevergoeiding heeft hij vervolgens overgedragen aan de Stichting Begaclaim, die de Staat heeft gedagvaard voor vergoeding van de schade die het gevolg was van de (onterechte) vervolging.
Het Hof wijst echter alle vorderingen van Stichting Begaclaim af. Volgens het Hof, bestaat er in principe geen recht op schadevergoeding als vervolging heeft plaatsgevonden van een verdachte op wie een redelijk vermoeden van schuld rust. Dat wordt anders, indien de vervolging onrechtmatig is, bijvoorbeeld vanwege het op onzorgvuldige wijze veroorzaken van publiciteit of schending van fundamentele rechtsbeginselen. Deze uitzondering deed zich echter niet voor. Voorts zou er reden kunnen zijn voor schadevergoeding als achteraf blijkt dat de verdenking ten onrechte heeft bestaan en de gevolgen onevenredig nadelig waren – dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico vallen. En volgens het Hof viel het risico van vervolging binnen het normale maatschappelijke risico, omdat Van den Nieuwenhuyzen door zijn gedragingen rondom de gewraakte aandelentransactie laakbaar heeft gehandeld. Anders gezegd: door te handelen zoals hij deed, moest Van den Nieuwenhuyzen rekening houden met een vervolging voor handel met voorkennis. Dan moet hij ook de eventuele nadelige gevolgen voor lief nemen. Voor een overzicht van de voor het Hof relevante feiten om tot het oordeel te komen dat Van den Nieuwenhuyzen de vervolging wel kon verwachten, wordt verwezen naar de uitspraak en met name naar §6.5.
Op zich is dit een belangrijke kwestie. De Staat heeft het monolopie om verdachten te volgen en handelt dus in principe rechtmatig als zij een individu vervolgt en er een redelijke verdenking bestaat. Maar als achteraf blijkt dat de specifieke gedraging niet strafbaar is, bijvoorbeeld omdat de relevante wettelijke bepaling beperkt wordt uitgelegd door de Hoge Raad, moet dan de Staat de schade vergoeden ? Het Hof vindt van niet, als de persoon in kwestie “laakbaar” heeft gehandeld. In het kader van deze korte publicatie, mag echter niet onvermeld blijven dat prof. mr. drs. van Ravels als annotator (JOR 2004/318) enige kanttekeningen plaatst bij het arrest van het Hof. Volgens hem heeft het Hof een verkeerd criterium aangelegd bij zijn uitspraak. Als achteraf blijkt dat de rechter niet de uitleg volgt van het OM over de interpretatie van een bepaalde strafrechtelijke bepaling (anders gezegd: als er sprake is van rechtsdwaling aan de zijde van het OM), dan moeten de nadelige gevolgen van die afwijkende uitleg voor rekening van de Staat zijn. Dat zou ook in lijn zijn met de jurisprudentie die de Hoge Raad tot nu toe hierover heeft omtwikkeld, aldus Van Ravens. Hij verwacht dat deze uitspraak nog wel een staartje zal krijgen. Wordt vervolgd dus.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.