Praktijkgebieden:
De hoogste rechter in Duitsland heeft uitgemaakt dat het Europees Verdrag voor Rechten van de Mens (EVRM) ondergeschikt is aan de Duitse grondwet. Beter gezegd: een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geldt in Duitsland niet rechtstreeks, maar wordt door de nationale rechter slechts gebruikt om het recht uit te leggen. Als de Duitse rechter echter vindt dat het EHRM strijdig is met de grondwet, gaat de grondwet voor.
Er is veel discussie over deze uitspraak, met name ook over wat het betekent voor de status van het EVRM in andere Europese landen. Het is echter niet waarschijnlijk dat de invloed van de uitspraak al te groot zal zijn. De uitspraak past in de Duitse (en, bijvoorbeeld, de Britse) traditie dat internationaal recht niet rechtstreeks werkt. In Duitsland brengt internationaal recht een verplichting voor de nationale wetgever mee om de nationale wetgeving in overeen-stemming met internationaal recht te brengen. Pas als dat is gebeurd kunnen de burgers toepassing van dat recht afdwingen.In Nederland ligt dat anders: internationaal recht werkt rechtstreeks, en kan daarom direct door de rechters worden toegepast. Dat gebeurt ook; als nationale wetgeving volgens de rechter in strijd is met een internationaal verdrag wordt de nationale wet buiten toepassing gelaten. De Nederlandse rechter toetst nationale wetten echter niet aan onze grondwet; dat moet de wetgever (de minster en het parlement) doen als hij een nationale wet vaststelt.
Veel mensen vinden dat onlogisch, deels omdat er wel aan verdragen wordt getoetst en deels omdat in veel andere landen wel aan de grondwet wordt getoetst. Zo onlogisch is het echter niet; de wetgever is nu eenmaal directer betrokken bij nationale wetten dan bij internationale regels. En bovendien blijkt de betekenis van die internationale regels vaak pas als ze worden uitgelegd door een internationale rechter, zoals bijvoorbeeld het EHRM.Er gaan stemmen op om de Nederlandse rechter op te dragen nationale wetten aan de grondwet te toetsen. Er gaan ook stemmen op om die grondwet sterker te maken tegenover het internationale recht, zodat dit recht niet meer boven de Nederlandse (grond)wet staat. Naarmate de invloed van internationaal (en dan met name: van EU) recht groter wordt, zal die roep wellicht wel sterker worden. Gebleken is echter dat de invloed van EU recht op ons nationale recht een stuk kleiner is dan werd aangenomen. Of het zo'n vaart zal lopen is dus maar de vraag. Voorlopig lijkt het erop dat de Duitse hoogste rechter niets heeft gezegd wat juristen in en buiten Duitsland al wisten – over het Duitse recht.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.