Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De regels voor een tijdelijke werktijdverkorting worden eenvoudiger. Hierdoor worden ze makkelijker toe te passen en te controleren, terwijl de administratieve lasten voor werkgevers die werktijdverkorting aanvragen omlaag gaan. Dit schrijft minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan het parlement bij de aanbieding van het evaluatieonderzoek “Werktijdverkorting: een complex geval”.
Soms is het nodig dat een bedrijf de werktijd van werknemers tijdelijk verkort, bijvoorbeeld als er minder werk voorhanden is als gevolg van een onvoorziene ramp, zoals een overstroming, een brand of een epidemie. In dergelijke gevallen kan de werkgever een vergunning voor werktijdverkorting aanvragen bij het Ministerie van Sociale Zaken. De minister kan dan onder bepaalde voorwaarden de eenzijdige verkorting toestaan. Dit kan alleen als de verminderde bedrijvigheid niet tot het normale ondernemersrisico kan worden gerekend. De werkgever kan in zo'n geval namens de werknemers een WW-uitkering aanvragen. Redenen voor verlening van werktijdverkorting waren de laatste jaren onder meer wateroverlast (1998, 1999), de vuurwerkramp in Enschede (2000), de mond- en klauwzeercrisis (2001), de vogelpestcrisis en de oorlog in Irak (2003).Eén van de voorwaarden voor het toestaan van werktijdverkorting was voorheen dat het bedrijf, afhankelijk van de mate waarin het bedrijf wordt stilgelegd, de kosten van de werktijdverkorting de eerste twee tot zes weken voor eigen rekening nam. Door de wijziging zal er voortaan een voor iedereen gelijke wachttijd worden aangehouden van twee weken. Dit schept meer duidelijkheid voor werkgevers. Verder zal – anders dan nu – de werkgevers minder vaak worden gevraagd om (omzet)gegevens uit de afgelopen drie jaren. Dit gebeurt alleen nog als er onduidelijkheid is over bepaalde omstandigheden die de werkgever heeft aangevoerd om werktijdverkorting te krijgen. Aldus worden de administratieve lasten die gepaard gaan met een aanvraag tot werktijdverkorting verlaagd. Een vergunning voor werktijdverkorting is overigens maximaal 6 weken geldig en kan maximaal 3 keer worden verlengd.
Ondanks de versoepeling van de regels, blijft het een vrij ingewikkelde procedure die in weinig gevallen kan worden toegepast. Werktijdverkorting is niet van toepassing bij een daling van de bedrijvigheid als gevolg van een normaal bedrijfsrisico, zoals seizoensinvloeden of valuta- en conjunctuurschommelingen, zodat de regeling voor veel bedrijven in economisch zware tijden geen echt werkbare oplossing is. De meeste bedrijven zullen in veel gevallen toch voor een meer permanente oplossing in de vorm van een inkrimping/reorganisatie kiezen.Meer informatie op UWV en Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Mirjam Hijmans is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.