Praktijkgebieden: Aanbestedingsrecht
Recent heeft de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2024:7097) geoordeeld over de vraag of het vervangen van een onderaannemer door een opdrachtnemer leidt tot een wezenlijke wijziging van een aanbestedingsopdracht.
Het Nationaal Archief (NA) organiseerde een Europese aanbesteding voor de digitalisering van een deel van de rijkscollectie. De opdracht bestond uit twee onderdelen: de digitalisering van de rijkscollectie en het Centraal Archief voor Bijzondere Rechtspleging (CABR). Het CABR-project richt zich op het digitaal toegankelijk maken van dossiers van circa 300.000 personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verdacht van collaboratie. De opdracht werd verdeeld over twee opdrachtnemers. Oasis, een specialist in digitalisering, kreeg 40% van de aanbestedingsopdracht. Voor de uitvoering van deze aanbestedingsopdracht schakelde Oasis twee onderaannemers in: 2dA voor scanwerkzaamheden en Helicon voor voorbereidende werkzaamheden, zoals het verwijderen van nietjes en het gladstrijken van documenten. Deze samenwerking werd vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Later werd aan Oasis een aanvullende opdracht gegund voor de digitalisering van nog meer archiefmateriaal. Voor deze vervolgopdracht besloot Oasis echter uitsluitend met onderaannemer 2dA samen te werken en onderaannemer Helicon niet langer in te schakelen. Voor Helicon was dat onacceptabel. Helicon betoogde dat haar uitsluiting onrechtmatig was. Volgens haar was sprake van een wezenlijke wijziging van de aanbestedingsopdracht en werd in strijd gehandeld met de contractuele afspraken tussen Oasis en Helicon. Volgens Helicon is zij niet een standaard onderaannemer, maar is zij bewust door Oasis benaderd voor de inschrijving en uitvoering van de aanbestedingsopdracht en was zij een doorslaggevende factor voor gunning aan Oasis. De door het NA verleende toestemming aan Oasis voor vervanging van Helicon leidt volgens Helicon daarom tot een wezenlijke wijziging van de opdracht, wat niet kan worden bewerkstelligd zonder nieuwe aanbestedingsprocedure.
Een wijziging van een aanbestedingsopdracht wordt als wezenlijk aangemerkt wanneer deze wijziging een dusdanige impact heeft dat een nieuwe aanbestedingsprocedure noodzakelijk wordt. Hoofdstuk 2.5 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) geeft hier duidelijkheid over. Op grond van artikel 2.163g lid 3 Aw is – kort gezegd – in ieder geval sprake van een wezenlijke wijziging als in de uitvoeringsfase een contractuele wijziging wordt doorgevoerd die niet in de aanbestede overeenkomst besloten ligt en:
(a) die zou hebben geleid tot andere inschrijvers of keuze voor een andere offerte, of
(b) het economisch evenwicht van de opdracht in voordeel van de opdrachtnemer wijzigt, of
(c) de opdracht in belangrijke mate uitbreidt, of
(d) wanneer de identiteit van de contractspartij wijzigt.
Indien een van deze situaties zich voordoet, moet de aanbestedende dienst dus een nieuwe aanbestedingsprocedure organiseren.
De rechter volgt het standpunt van Helicon echter niet en oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een wezenlijke wijziging van de aanbestedingsopdracht. Volgens de rechter was de keuze voor Helicon als onderaannemer geen doorslaggevend element bij de gunning van de aanbestedingsopdracht aan Oasis. Uit de gunningsbeslissing van het NA blijkt namelijk dat de samenwerking met Helicon nog niet overtuigend was en dat de beoordelaars ook kritische opmerkingen hadden over de werkwijze van Helicon. Ook oordeelt de rechter dat Oasis niet in strijd handelt met de geschiktheidseisen door Helicon niet langer in te schakelen. De situaties uit artikel 2.163g lid 3 Aw doen zich hier niet voor.
Verder oordeelt de rechtbank dat tussen Oasis en Helicon geen sprake is van een doorlopende samenwerkingsovereenkomst. De overeenkomst tussen beide partijen was volgens de rechter uitsluitend van toepassing op de initiële fase van de opdracht en niet op eventuele vervolgopdrachten. Dit zou blijken uit de prijscalculaties, de offerte en de opdrachtbevestiging van Helicon, waarin een looptijd van één jaar is gehanteerd.
De rechtbank concludeerde dus dat geen sprake is van een wezenlijke wijziging in de zin van artikel 2.163g Aw. Evenmin had Oasis een contractuele verplichting om Helicon in te schakelen als onderaannemer voor de vervolgopdracht. De vorderingen van Helicon zijn afgewezen.
Het vervangen of uitsluiten van een onderaannemer leidt niet automatisch tot een wezenlijke wijziging van de aanbestedingsopdracht. Doorslaggevend is of de wijziging een significante invloed heeft op de oorspronkelijke voorwaarden van de aanbestedingsopdracht, zoals beschreven in artikel 2.163g Aw.
Heeft u vragen over wezenlijke wijzigingen in aanbestedingsopdrachten of over andere aanbestedingsrechtelijke kwesties? Neem dan contact met ons op.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.