Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Op 5 juli 2024 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen in een zaak waarin de ene partij zich jegens de andere partij, een maker van houten trappen, contractueel had verplicht om een warmtepompsysteem voor diens bedrijfshal te leveren en installeren (ECLI:NL:HR:2024:1028). Daarbij was een garantie afgegeven over de temperatuur in de bedrijfshal, die niet werd nagekomen.
In cassatie lag voor (i) hoe de garantie moest worden uitgelegd, (ii) of de trappenmaker een verklaring had uitgebracht waarmee de verbintenis tot nakoming was omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW), en (iii) of de trappenmaker met zijn stellingen over (mogelijke) schade had voldaan aan de maatstaf voor verwijzing naar een schadestaatprocedure.
Op al deze punten komt de Hoge Raad tot een ander oordeel dan het hof en slagen de klachten. In deze blog lichten wij de zaak en het oordeel van de Hoge Raad toe.
De verweerder in cassatie (hierna: “verweerder“) had zich contractueel ertoe verplicht om aan de eiser in cassatie (hierna: “eiser“) een warmtepompsysteem voor diens bedrijfshal te leveren en deze te installeren. Eiser vervaardigt in de bedrijfshal houten trappen. Per e-mail heeft verweerder aan eiser gegarandeerd dat de ruimtetemperatuur in de bedrijfshal 16 graden Celsius zou bedragen bij een buitentemperatuur van -10 graden Celsius (hierna: de “garantie“). Die garantie is niet nagekomen. Verweerder heeft voor de verrichte werkzaamheden en geleverde materialen facturen verzonden, die door eiser onbetaald zijn gelaten. Verweerder stapt daarop naar de kantonrechter.
Bij de kantonrechter wordt eiser in de kern in het gelijk gesteld. De kantonrechter wijst de door verweerder gevorderde betaling van facturen af. De kantonrechter wijst de door eiser gevorderde verklaring voor recht toe dat verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten. Ook wijst de kantonrechter de door eiser gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure toe. In de schadestaatprocedure kan de hoogte van de door verweerder te vergoeden schade worden vastgesteld.
Het hof oordeelt gedeeltelijk anders en vernietigt het vonnis van de kantonrechter.
Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat de verweerder toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof oordeelt dat vaststaat dat eiser de garantie heeft afgegeven en dat tussen partijen niet meer in geschil is dat het warmtepompsysteem niet aan deze garantie voldoet. Deze tekortkoming is volgens het hof ook toerekenbaar. Verweerder was ter zake deskundig en heeft de juiste werking van het warmtepompsysteem zonder enig voorbehoud gegarandeerd, op een moment dat hij volledig op de hoogte was of had kunnen zijn van de voorwaarden waaronder de bedrijfshal verwarmd moest worden.
Niettemin wijst het hof de door eiser gevorderde veroordeling tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, af.
Het hof stelt dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat de mogelijkheid van schade door de tekortkoming van verweerder aannemelijk is geworden. Dat is voor verwijzing naar de schadestaat wel de vereiste. Eiser heeft volgens het hof zonder toelichting en onderbouwing voor het eerst ter zitting in hoger beroep gesteld dat hij zijn bedrijfsprocessen heeft aangepast, en dat hij daarvoor de nodige kosten heeft gemaakt. Eiser zou zelf hebben onderkend dat het moeilijk is om dit in geld uit te drukken. Volgens het hof is de genoemde mogelijkheid van (gevolg)schade hiermee alleen in zeer algemene termen omschreven en onvoldoende aannemelijk.
Voor zover eiser een vergoeding wil van de kosten voor herstel of vervanging van de warmtepomp, gaat het niet om gevolgschade maar vervangende schade. Daarvoor is een omzettingsverklaring vereist: als de nakoming van de overeenkomst (met garantie) niet blijvend onmogelijk is, wordt de verbintenis tot nakoming daarvan pas omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, als eiser schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert (artikel 6:87 lid 1 BW). Het hof constateert dat verweerder heeft aangevoerd dat deze mededeling ontbreekt en eiser niet heeft gesteld dat dit anders is.
Het hof wijst de gevorderde veroordeling tot schadevergoeding om deze redenen af, en wijst de door verweerder gevorderde betaling van facturen toe.
Eiser stelt cassatieberoep in tegen het arrest van het hof. Verweerder stelt op zijn beurt incidenteel cassatieberoep in.
Verweerder klaagt dat het hof uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting, voor zover het oordeelt dat met het enkele niet nakomen van de garantie, gegeven is dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Of dat het geval is ligt aan de inhoud van de garantie, en moet worden beantwoord door de uitleg daarvan aan de hand van het Haviltex-criterium. Gelet op de inhoud van de garantie en uitleg die beide partijen daaraan hebben gegeven zou het oordeel van het hof onbegrijpelijk zijn. Verweerder zou daarvoor ook moeten zijn tekortgeschoten in het treffen van adequate maatregelen als de temperatuur niet wordt gehaald, of in het dragen van de kosten daarvan.
De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten slagen, en knoopt inderdaad aan bij het Haviltex-criterium: de vraag welke inhoud de garantie heeft, moet worden beantwoord door de uitleg ervan, waarbij het aankomt op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs te dien aanzien van elkaar mochten verwachten. Beide partijen hebben bij de rechtbank en het hof stellingen ingenomen waaruit kan worden afgeleid dat de garantie mede inhoudt dat als de overeengekomen temperatuur niet wordt gehaald, op kosten van verweerder wordt bewerkstelligd dat deze temperatuur wel wordt gehaald. Het hof heeft dit niet of onvoldoende kenbaar bij de uitleg van de garantie betrokken.
Eiser klaagt op zijn beurt dat het hof had moeten onderzoeken of in de processtukken van eiser een omzettingsverklaring besloten ligt – die zou daaruit volgen.
De Hoge Raad oordeelt dat ook deze klacht slaagt. De Hoge Raad haalt daartoe eerst de parlementaire geschiedenis aan: iedere schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldeiser schadevergoeding in plaats van nakoming wenst, is voldoende voor de omzetting als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW. Een omzettingsverklaring kan besloten liggen in de dagvaarding of andere gedingstukken. Eiser heeft onder meer aangevoerd dat hij het warmtepompsysteem zelf dient te laten herstellen of vervangen. Vervolgens heeft eiser onder meer schadevergoeding gevorderd onder verwijzing naar de herstelkosten die hij moet maken. De stellingen van eiser vallen volgens de Hoge Raad daarom inderdaad niet anders te begrijpen dan als omzettingsverklaring.
Tot slot klaagt eiser over de wijze waarop het hof de maatstaf voor verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft toegepast.
Ook deze klacht slaagt. De Hoge Raad overweegt dat voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat voldoende is dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is, wat niet inhoudt dat aannemelijk moet zijn dat enige schade is geleden. Eiser heeft diverse concrete stellingen aangevoerd over de nadelige beïnvloeding van een (te) lage temperatuur op het productieproces, waaronder vertraging in het proces van het verlijmen van hout. Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het hof in het licht van deze stellingen onbegrijpelijk, en is het oordeel rechtens onjuist voor zover het erop berust dat eiser niet heeft toegelicht en onderbouwd waaruit de aanpassingen in zijn bedrijfsprocessen en de kosten daarvan hebben bestaan en wat de omvang daarvan (ongeveer) is geweest.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.