Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In een eerdere blog informeerden wij u reeds over het voornemen wetgeving in te voeren, waarbij de regie voor volkshuisvesting – en daarmee het kunnen inspelen op de bestaande woningnood – meer in handen komt van overheden.
Nadat een eerste wetsvoorstel enige tijd ter consultatie heeft gelegen, heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening op respectievelijk 13 februari 2025 een 17 april 2025 een tweede en een derde nota wijziging –met daarin slechts enkele (wets)technische wijzigingen – aan de Tweede Kamer gestuurd. Het aangepaste wetsvoorstel lag voor de aangepaste punten tot en met 1 mei 2025 open ter consultatie.
Hieronder volgt een korte bespreking van de belangrijkste voorgenomen wijzigingen, die naar eigen zeggen van de minister ten behoeve van vereenvoudiging en versnelling van procedure en derhalve versnelling van de woningbouw, zijn opgenomen in de tweede nota van wijziging, zoals volgt uit haar brief van 13 februari 2025.
Een eerste wijziging ziet op de expliciete borging van de realisatie van 30% sociale huur op regionaal, provinciaal en nationaal niveau. Dit is gebeurd door toevoeging van een instructieregel waarmee de doelstelling rond nieuwbouw van sociale woningen wordt aangescherpt ten opzichte van het eerdere geconsulteerde besluit.
Gemeenten krijgen één instructieregel, (i) ofwel het verplicht realiseren van 40% middensegment woningen ofwel (ii) realisatie van 30% sociale huur, mee ten aanzien van de betaalbaarheidsprogrammering. Hiermee behouden de gemeenten de ruimte om de exacte invulling op maat te verdelen passend bij lokale situaties. Daarnaast zal dat tot vergemakkelijking moeten leiden om in overleg tussen gemeenten tot gebiedsdifferentiatie te komen.
Een tweede wijziging betref het volledig uitzetten van de op basis van het Besluit kwalititeit leefomgeving geldende instructieregel over de ‘Ladder van duurzame verstedelijking’. Op grond van deze Ladder moeten overheden – kort gezegd – onderbouwd aantonen dat een actuele regionale behoefte aan woningbouwontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen, voordat buiten de bebouwde kom mag worden gebouwd.
In het eerdere wetsvoorstel was opgenomen dat buiten toepassing verklaren van de Ladder enkel gold voor projecten tot 50 woningen. Door (volledige) afschaffing van de Ladder in het aangepaste wetsvoorstel wordt woningbouw in buitenstedelijke locatie versneld mogelijk, aangezien de Ladder onderzoekslasten, tijd en kosten met zich meebrengt.
Tot slot bevat het aangepaste het wetsvoorstel een wijziging wat betreft de mogelijkheid tot het vergunningsvrij bouwen op het achtererf bij een woning. In aanvulling op het eerste wetsvoorstel waarbij – in nader uit te werken voorwaarden – vergunningsvrije woningbouw voor mantelzorg werd mogelijk gemaakt, voorziet het aangepaste wetsvoorstel in de mogelijkheid om dat van toepassing te laten zijn op familieleden in de eerste graad.
Verschillende belangenorganisaties, zoals VNG, Aedes en Neprom hebben afwisselend positieve en negatieve reacties gegeven op de door de minister ter consultatie voorgelegde wijzigingen.
Het aangepaste wetsvoorstel zal gelet op de urgentie waarschijnlijk al ergens in de week van 26 mei 2025 in de Tweede Kamer worden behandeld. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de wet is 1 januari 2026. Zodra meer duidelijk wordt over de uitkomsten van de plenaire behandeling, stellen wij u daar uiteraard van op de hoogte.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.