Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Toezicht en handhaving
Wij schreven al eerder een blog over matiging van boetes bij overschrijding van een redelijke termijn. Een juridisch geschil moet namelijk binnen een redelijke termijn worden beslecht. Dit volgt o.a. uit artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Uit artikel 13 EVRM volgt dat bij een overschrijding van deze termijn de benadeelde een effectief rechtsmiddel tegen de Staat moet hebben om hier tegen op te komen.
In bestraffende zaken binnen het bestuursrecht (bestuurlijke boetes) kan de overschrijding van deze termijn leiden tot forse matiging van de boete. Het idee hierachter is dat het onredelijk is om iemand lang in onzekerheid te laten over een bestraffend besluit.
Anders dan voorheen zal nu de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) voortaan in boetezaken steeds ambtshalve toetsen of deze redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Zo ja, dan zal mogelijk de boete (fors) worden gematigd. Dit bepaalde de ABRvS in haar uitspraak van 20 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4761). Het ging hier om een boete, opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam vanwege Airbnb-verhuur.
De redelijke termijn voor een procedure in drie instanties is niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd. Volgens vaste rechtspraak wordt bij overschrijding van de redelijke termijn in bestraffende zaken de boete in beginsel gematigd met 5% per half jaar waarmee de termijn is overschreden. Als de redelijke termijn met meer dan een jaar is overschreden, handelt de ABRvS voor de matiging van de boete naar bevind van zaken (ECLI:NL:RVS:2023:913).
In de uitspraak van 20 november 2024 was er een overschrijding van de redelijke termijn van zestien maanden. De ABRvS oordeelde dat dat aanleiding gaf voor een matiging van 15% (dus meer dan 5% per half jaar). Saillant aspect van deze uitspraak was dat de ABRvS óók oordeelde dat de opgelegde boete van € 20.500,- niet (meer) kon worden opgelegd, omdat dit bedrag was gebaseerd op een boetetabel bij de Huisvestingsverordening 2016. Deze tabel heeft de ABRvS eerder dit jaar onverbindend verklaard (ECLI:NL:RVS:2024:3783). De ABRvS oordeelde dat een boete van € 5000,- passender was in dit geval.
De ABRvS sluit met deze uitspraak aan bij vaste rechtspraak van de Hoge Raad in belastingzaken en de Centrale Raad van Beroep over ambtshalve toetsing bij overschrijdingen van de redelijke termijn. Dit komt de rechtseenheid van de hoogste bestuursrechtcolleges vanzelfsprekend ten goede.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.