Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Ondernemingsrecht, Vennootschapsrecht
In 2017 is de “Wet versterking positie curator” in werking getreden. Deze wet legt een zwaardere informatie- en inlichtingenplicht op aan betrokkenen in een faillissement en geeft de curator extra instrumenten om zijn informatiepositie te verbeteren. Een van die instrumenten is artikel 105b Faillissementswet (“Fw”) waarin is bepaald dat de curator het recht heeft om administratie (kosteloos) bij derden op te vragen. In de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 12 maart 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:1345) staat dit artikel centraal en rijst de vraag of de curator wel kosteloos de administratie kan c.q. mag opvragen.
De administratie van een gefailleerde vennootschap (“Gefailleerde”) ligt bij een administratiekantoor en de curator wil deze graag ontvangen. Daartoe schrijft de curator het administratiebureau aan per e-mail. In de e-mail licht de curator toe dat hij de administratie nodig heeft voor onder meer de vaststelling van het loon dat nog betaald moet worden aan het personeel en om onderzoek te doen naar de oorzaak van het faillissement.
Het administratiekantoor meldt dat zij zich niet geroepen voelt om kosteloos te voldoen aan het verzoek van de curator omdat er nog een aantal nota’s van Gefailleerde openstaat. De curator wijst het administratiekantoor op artikel 105b Fw waaruit volgens de curator volgt dat het administratiekantoor verplicht is kosteloos aan zijn verzoek mee te werken. Het administratiekantoor is nog steeds niet bereid om aan het verzoek te voldoen, waarna de curator een kort geding begint bij de rechtbank.
De curator voert in het kort geding aan dat hij de administratie onder meer nodig heeft voor de vaststelling van het loon dat nog betaald moet worden aan 85 personeelsleden. Daarnaast voert de curator aan dat de administratie vereist is om onderzoek te kunnen doen naar de oorzaak van het faillissement en eventuele onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan in de aanloop naar het faillissement.
Het administratiekantoor verweert zich en stelt dat zij al een behoorlijk gedeelte van de administratie aan de curator heeft overhandigd in de periode dat de Gefailleerde onder curatele was gesteld. Bovendien staan er nog nota’s van Gefailleerde open. Tot slot voert het administratiekantoor aan dat de administratie stukken betreffen die door haar zijn vervaardigd en daardoor dus van haar zijn. Dat zou volgens het administratiekantoor reden zijn om de administratie niet te hoeven overhandigen aan de curator.
De voorzieningenrechter merkt op dat niet ter discussie staat dat het administratiekantoor de administratie voor Gefailleerde verzorgde in de jaren voor het faillissement en daarmee kan worden aangemerkt als derde in de zin van artikel 105b Fw. Dat resulteert erin dat het administratiekantoor op grond van het voornoemde wetsartikel gehouden is om op verzoek van de curator de administratie te overhandigen.
De voorzieningenrechter behandelt voor de goede orde de verweren van het administratiekantoor. Het argument van het administratiekantoor dat er nog openstaande nota’s zijn van Gefailleerde en zij daarom niet bereid is om de administratie te overhandigen, gaat volgens de voorzieningenrechter niet op. Het administratiekantoor kan namelijk op grond van artikel 105b lid 2 FW geen beroep doen op een retentierecht (een retentierecht is de bevoegdheid van een schuldeiser om een zaak van een schuldenaar onder zich te houden) ten aanzien van de administratie. Een nog openstaande schuld van Gefailleerde doet dus niet af aan de verplichting van het administratiekantoor “om de administratie (kosteloos) aan de curator af te geven”, aldus de voorzieningenrechter.
Of de curator kosteloos de administratie mag opvragen bij een derde, wordt niet duidelijk uit het lezen van de uitspraak. De voorzieningenrechter motiveert bovendien niet waarom het woord “kosteloos” tussen haken in de uitspraak is te lezen. Hierdoor rijst de vraag of de curator wel altijd kosteloos de administratie bij een derde kan c.q. mag opvragen.
Maar die vraag is onterecht. Uit de wetgeschiedenis volgt het uitgangspunt dat een derde aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding in het geval de curator de administratie bij hem opvraagt. Wat een redelijke vergoeding is, hangt dan wel weer af van de specifieke omstandigheden van het geval. Hierbij zijn tenminste de inhoud van het verzoek van de curator en de inspanningen die de derde moet leveren om aan dit verzoek te kunnen doen relevant. Zo zou een redelijke vergoeding best op nihil kunnen worden gezet wanneer nagenoeg geen handelingen nodig zijn om de administratie over te dragen. Moet een administratiekantoor daarentegen eerst handmatig haar interne dossier opschonen om de enkele administratie van de gefailleerde over te kunnen dragen, dan is het alweer een ander verhaal.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten heeft ruime ervaring met het adviseren op het gebied van het insolventierecht. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.