Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Als een schuldenaar failliet is verklaard kan hij in hoger beroep of in verzet tegen de faillietverklaring, afhankelijk van de vraag of hij op de aanvraag is gehoord of niet. Voor verzet en hoger beroep gelden andere termijnen. Bovendien verschillen de vereisten om het faillissement te vernietigen. Naar aanleiding van een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 juni 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:1936) worden in deze blog enkele verschillen besproken.
Artikel 8 lid 1 Fw luidt als volgt: De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
Bij de beoordeling van het hoger beroep dient het hof rekening te houden met alle op het moment van de uitspraak in hoger beroep bestaande feiten en omstandigheden, ook als deze op het moment van de faillietverklaring zelf nog niet bestonden. De toetsing is dus “ex nunc”. Dit heeft tot gevolg dat, zelfs als de vordering van de aanvrager is voldaan, dit niet zonder meer betekent dat het faillissement in hoger beroep dient te worden vernietigd. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat de vordering van de aanvrager na de faillietverklaring is voldaan, maar dat er twee of meer andere vorderingen onbetaald zijn gebleven en er nog steeds sprake is van een faillissementstoestand ten tijde van het hoger beroep.
Artikel 8 lid 2 Fw luidt als volgt: Zo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
Bij verzet geldt – anders dan bij hoger beroep – dat het voldoen van de vordering van de aanvrager of het treffen van een regeling met de aanvrager wel in beginsel tot slagen van het verzet leidt. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1473):
“Het rechtsmiddel van verzet heeft de strekking dat het geding waarin verstek was verleend, op tegenspraak in dezelfde instantie wordt voortgezet. Het biedt de gedaagde die niet was verschenen en daardoor zijn belangen bij de rechter niet kon verdedigen, daartoe alsnog de gelegenheid, hetgeen strookt met het beginsel van hoor en wederhoor (…). Met die strekking van het rechtsmiddel van verzet en met de ingrijpende gevolgen die een faillietverklaring heeft, verdraagt zich niet dat de schuldenaar die zich tegen de bij verstek uitgesproken faillietverklaring wenst te verzetten, bijvoorbeeld met de stelling dat de vordering van de aanvrager niet of niet langer bestaat – welke stelling, indien juist, die aanvrager de bevoegdheid ontneemt het faillissement uit te lokken – bij dat verweer geen baat meer kan hebben.“
Over dit arrest hebben wij ook eerder geblogd.
In het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 juni 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:1936) doet de situatie zich voor dat een schuldeiser succesvol het faillissement van een schuldenaar heeft aangevraagd, waarna de gefailleerde schuldenaar in hoger beroep gaat. De appellant (de gefailleerde schuldenaar) betwist het vorderingsrecht van de geïntimeerde (de schuldeiser). Volgens de appellante is ook geen sprake van pluraliteit van schuldeisers noch van de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Ter zitting wordt afgesproken dat de zaak wordt aangehouden om te bezien of alsnog tot een regeling kan worden gekomen. Dat blijkt te zijn gelukt. De appellante (de schuldenaar) heeft zowel met de geïntimeerde (de schuldeiser), als met de overige (vermeende) crediteuren een regeling getroffen, waardoor de appellante (de schuldenaar) niet langer in de toestand verkeert dat hij is opgehouden met betalen. Aan deze regeling is ten tijde van de uitspraak ook uitvoering gegeven. De curator bevestigt de regeling en dat zijns inziens de faillissementstoestand niet langer aanwezig is.
Op grond van het voorgaande vernietigt het hof het faillissementsvonnis en daarmee het faillissement van de appellant. Het hof compenseert de proceskosten in beide instanties. De kosten van het faillissement, waaronder het salaris curator, komen ten laste van de appellant.
Bent u of is uw onderneming failliet verklaard? Of wenst u juist uw vordering op uw schuldeiser te incasseren. Neem dan gerust contact met ons op. Onze specialisten faillissementsrecht zijn u graag van dienst!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.