icon

Het belang van duidelijke bewijsafspraken bij omzetafhankelijke huur

Op 16 juni 2025 wees de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2025:2337) een uitspraak dat het belang van duidelijke afspraken bij het overeenkomen van omzetafhankelijke huur onderstreept.

In deze blog bespreken wij aan de hand van algemene informatie over de omzetafhankelijke huur de betreffende uitspraak van de voorzieningenrechter en gaan wij specifiek in op het bewijsrechtelijke gedeelte van de uitspraak.

Omzetafhankelijke huur

Een omzetafhankelijke huur wordt in de praktijk onder meer gebruikt wanneer de huurder een relatief hoog risico loopt op omzetdaling, bijvoorbeeld in economisch onzekere tijden of in sectoren waar de omzet sterk kan variëren, zoals de detailhandel en horeca. Het kan ook dienen als instrument om een huurder over de streep te trekken zich te vestigen in bijvoorbeeld een nieuw of minder gangbaar winkelcentrum.Tijdens de COVID-19-pandemie is de omzet gerelateerde huurprijs dan ook regelmatig als alternatief geopperd om leegstand van bedrijfsruimte of faillissement van huurders te voorkomen.

Een aantrekkelijk aspect voor de huurder is dat het financiële risico deels bij de verhuurder komt te liggen, die er vaak – al dan niet via investeringen in het gehuurde of de omgeving – belang bij heeft om het winkelcentrum tot een succes te maken.

In het geval partijen een omzetafhankelijke huurprijs overeenkomen, spreekt men doorgaans ter beperking van risico een minimum- en maximumhuurprijs, waarbinnen de omzetafhankelijke component vaak variërend tussen de 5% en 15% van de totale omzet een beperkte rol speelt.

Voor meer algemene informatie over de omzetafhankelijke huurprijs verwijzen wij u graag naar een van eerdere blogs.

Huurder in financieel zwaar weer

In deze uitspraak is sprake van een sale-and-leaseback-transactie waarbij de huurder aan de verhuurder een omzetafhankelijke huurprijs betaalt. Dit overeengekomen huurprijs komt erop neer dat huurder 10% van zijn omzet verschuldigd is met een minimum jaarhuurprijs van € 75.000 en een maximum van € 100.000 exclusief btw en servicekosten. Eén van de huurders – de verkoper van het vastgoed – verstrekt bij het aangaan van de huurovereenkomst een aanzienlijke geldlening aan verhuurder.

Na verloop van tijd raakt de huurder in financieel zwaar weer en vinden er gesprekken plaats over nieuwe huurvoorwaarden. In de gesprekken is onder meer besproken dat (i) de geldlening zou worden kwijtgescholden, (ii) de zonnepanelen op gehuurde voor een bedrag van € 25.000 zou overnemen en (iii) de huurprijs het eerste jaar 8,5% en nadien weer 10% van de omzet zou bedragen met een verhoogd minimum van € 85.000. Hoewel een expliciet akkoord ontbreekt, betaalt de verhuurder wel een factuur opgesteld door huurder van € 25.000 voor de zonnepanelen, waarmee één van de voorwaarden feitelijk wordt uitgevoerd.

Verhuurder vordert in dit kort geding onder meer ontruiming van het gehuurde, inzage in de jaarrekeningen over 2023 en 2024 met goedkeuringsverklaring van de accountant en betaling van een voorschot over de onbetaalde huurtermijnen. De huurder betwist dat er nieuwe huurvoorwaarden zijn overeengekomen, stelt dat de lening niet is kwijtgescholden en dat verrekening van de lening met de huur mogelijk is.

Inzage in jaarstukken

Kort samengevat, oordeelt de voorzieningenrechter dat huurder nadere inzage moet verstrekken in zijn jaarstukken, er nieuwe huurvoorwaarden overeen zijn gekomen en de huurder op basis van de wel bekende cijfers een binnen 30 dagen een voorschot van zo’n € 45.000 aan achterstallige huurtermijnen dient te betalen om zo de eveneens toegewezen voorwaardelijke ontruiming te kunnen voorkomen.

Naast de gebrekkige communicatie over het sluiten van nieuwe huurvoorwaarden, hebben partijen ook nagelaten duidelijke afspraken te maken over hoe de huurder de omzet bewijstechnisch dient te worden aangetoond. Door tegenstrijdigheden in de overgelegde stukken vorderde de verhuurder op grond van artikel 195 Rv afgifte van de jaarrekeningen over 2023 en 2024, inclusief een goedkeuringsverklaring van de accountant. De voorzieningenrechter wees dit gedeeltelijk toe: de jaarrekeningen moesten worden verstrekt, maar zonder accountantsverklaring.

Daarbij overwoog de voorzieningenrechter dat artikel 195 Rv niet is bedoeld om nieuwe stukken te laten opstellen en dat partijen geen afspraken maakten over de wijze van omzetverantwoording. Dit oordeel sluit aan bij de lijn uit Hof Den Haag 26 november 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:4449) over artikel 843a (oud) Rv, de voorganger van artikel 195 Rv.

Les voor de praktijk

Hoewel onderhavige zaak in zeker zin met een sisser lijkt te zijn afgelopen – aangezien met voldoende mate van zekerheid een minimale hoogte van de huurachterstand kon worden vastgesteld – laat de zaak zien dat het ontbreken van duidelijke afspraken over de voorwaarden van een omzetafhankelijke huur tot bewijstechnische problemen kan leiden.

Met name in het geval het omzetafhankelijke gedeelte van de huur een groter percentage van de totale huur betreft, is het des te belangrijker dat partijen zich vooraf bewust zijn van het belang van heldere en werkbare afspraken over het aantonen van de hoogte van de omzet.

Zo dienen partijen in dat kader onder meer vast te leggen:

  1. wat exact onder de omzet valt;
  2. op welke wijze en met welke frequentie verantwoording over de omzet moet worden gegeven; en
  3. welke waarborgen de verhuurder in dit kader krijgt.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Het belang van duidelijke bewijsafspraken bij omzetafhankelijke huur

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief