icon

Cessie van vordering niet relevant in kader van koerswijzigingsschade

In korte tijd wijst de Hoge Raad twee arresten over koerswijzigingsschade. In zijn arrest van 20 september 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1258) oordeelt de Hoge Raad dat voor het aannemen van het bestaan van koerswijzigingsschade geen hoge eisen gelden. Zie onze blog van 19 december 2024. In zijn arrest van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1910) oordeelt de Hoge Raad dat (in die zaak) cessie van de vordering van de oorspronkelijk schuldeiser (de cedent) aan een nieuwe schuldeiser (de cessionaris), voor wie een andere valuta relevant is, er niet toe leidt dat de schuldenaar (de debitor cessus) aan de nieuwe schuldeiser (de cessionaris) koerswijzigingsschade moet vergoeden, terwijl de oorspronkelijke schuldeiser (de cedent) daar geen recht op zou hebben gehad.

Wat is koersschade

Koersschade doet zich voor wanneer de waarde van een valuta negatief verandert ten opzichte van een andere valuta in de periode tussen het moment waarop een betaling verschuldigd wordt en het moment waarop deze daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit speelt vooral een rol bij internationale transacties waarbij betalingen plaatsvinden in een vreemde valuta die niet de eigen valuta van de schuldeiser is.

Artikel 6:125 BW

De mogelijkheid van schadevergoeding voor koersschade is in artikel 6:125 BW geregeld. Dat artikel luidt als volgt.

1. Artikel 119 laat onverlet het recht van de schuldeiser op vergoeding van de schade die hij heeft geleden, doordat na het intreden van het verzuim de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, zich ten opzichte van die van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd.
2. Het vorige lid is niet van toepassing, indien de verbintenis strekt tot betaling van Nederlands geld, de betaling in Nederland moet geschieden en de schuldeiser op het tijdstip van het ontstaan van de verbintenis zijn woonplaats in Nederland had.

De onderhavige zaak betrof een Curaçaose zaak naar Curaçaos recht. Artikel 6:125 BWC is in essentie gelijk aan artikel 6:125 BW. Het arrest is ook relevant is voor Nederlands recht.

Casus: uitbetalen tegoed en vordering tot vergoeding van koersschade

Deze zaak draaide om het uitbetalen van tegoeden van een in Turkije wonende speler bij online casino Bahsine. De in Turkije wonende speler stelt een vordering te hebben op exploitant Trigonon en op de vergunninghouder Cyberluck. De speler heeft zijn vorderingen gecedeerd aan de Curaçaose Stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen (hierna: “SBGOK“).

SBGOK vordert in deze procedure veroordeling van Trigonon en Cyberluck tot betaling van 620.000 Turkse lira en vergoeding van koersschade. De achtergrond en rechtsgrond van de vordering ot betaling van 620.000 Turkse lira is in het kader van deze blog niet relevant en zal ik daarom ook niet uitwerken.

Hof: cessie niet relevant

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft Trigonon en Cyberluck veroordeeld tot betaling aan SBGOK van 620.000 Turkse lira dan wel de tegenwaarde van dat bedrag in Antilliaanse gulden (ECLI:NL:OGHACMB:2023:31). De door SBGOK gevorderde vergoeding van koersschade wijst het hof af. Het hof overweegt als volgt.

De bij de inzet en voor het prijzengeld te hanteren valuta was de Turkse Lira (…). Het prijzengeld wordt in beginsel in door de vergunninghouder bekend gemaakte valuta betaalbaar gesteld (…). De speler (…) woont in Turkije en heeft dus recht op uitbetaling in Turkije in Turkse Lira en dat betekent dat op zijn vordering artikel 6:121 BW niet van toepassing is. De tussen de speler en SBGOK tot stand gekomen cessie van dat vorderingsrecht aan SBGOK kan niet bewerkstelligen dat SBGOK, die in Curaçao is gevestigd, artikel 6:125 BW kan inroepen.

Hoge Raad: cessie niet relevant

Zowel SBGOK als Trigonon en Cyberluck gaan in cassatie. Het principale beroep van Trigonon en Cyberluck komt erop neer dat zij menen dat zij ten onrechte zijn veroordeeld tot betaling van de geldsom. Dat beroep is voor de onderhavige blog niet relevant. Het incidentele beroep van SBGOK komt erop neer dat onjuist althans onbegrijpelijk is dat de vordering tot vergoeding van koersverlies op grond van art. 6:125 BWC niet toewijsbaar is.

De Hoge Raad verwerpt het incidentele beroep van SBGOK. De Hoge Raad overweegt daartoe als volgt.

“Bij de toepassing van art. 6:125 BWC geldt op overeenkomstige wijze hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen over het vrijwel gelijkluidende art. 6:125 BW. Uit art. 6:125 BWC volgt dat [de in Turkije woonachtige speler] (en daarmee na de cessie SBGOK als zijn rechtsopvolgster) recht heeft op vergoeding van de schade die hij heeft geleden doordat na het intreden van het verzuim de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, zich ten opzichte van de koers van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd (art. 6:125 lid 1 BWC).

Voor het aannemen van het bestaan van koerswijzigingsschade is in beginsel voldoende dat de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, is veranderd op voor de schuldeiser nadelige wijze ten opzichte van het geld van een ander land en dat de waarde van het geld van dat andere land voor de schuldeiser relevant is. Of de waarde van het geld van dat andere land voor de schuldeiser relevant is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de woon- of vestigingsplaats van de schuldeiser en de valuta waarin hij zijn transacties gewoonlijk afwikkelt.

Het hof heeft overwogen dat de bij de inzet en voor het prijzengeld te hanteren valuta de Turkse lira was en dat het prijzengeld in beginsel in de door de vergunninghouder bekend gemaakte valuta betaalbaar wordt gesteld. Daarnaast heeft het hof overwogen dat [de speler] in Turkije woont en recht heeft op uitbetaling in Turkije in Turkse lira. Hieruit volgt dat het hof klaarblijkelijk van oordeel was dat de waarde van de Antilliaanse gulden of van enige andere valuta dan de Turkse lira voor [de speler] niet relevant was en dat hem daarom geen vordering wegens koerswijzigingsschade toekwam. De cessie van de vordering van [de in Turkije woonachtige speler] aan SBGOK kan dan niet ertoe leiden dat SBGOK wel vergoeding kan vorderen van koerswijzigingsschade. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

Dat SBGOK op grond van art. 6:123 lid 1 BWC de keuze had het prijzengeld te vorderen in Turkse lira of in Antilliaanse gulden is bij het oordeel over koerswijzigingsschade niet van belang. Bij toepassing van art. 6:123 lid 1 BWC geschiedt de omrekening van Turkse lira naar Antilliaanse gulden ingevolge art. 6:124 BWC naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.”

De Hoge Raad herhaalt de rechtsregel zoals ook verwoord in zijn arrest van 20 september 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1258), dat voor het aannemen van het bestaan van koerswijzigingsschade geen hoge eisen gelden. De (mijns inziens logische) toevoeging daaraan is dat, als een vordering wordt gecedeerd, (in het onderhavige geval) niet een recht op koerswijzigingsschade ontstaat als de initiële schuldeiser die vordering niet had. Vanzelfsprekend blijft een en ander afhankelijk van de omstandigheden van het geval. 

Tot slot

Zoals reeds opgemerkt in onze recente blog over koersschadevergoeding, verdient aandacht dat vergoeding van koersschade ook in een separate procedure kan worden gevorderd. Dat betekent dat ook zaken die al af leken te zijn gedaan, nog een koersschadestaartje kunnen krijgen.

Heeft u vragen over koersschade?

Als u vragen hebt over aansprakelijkheid, waaronder ook koersschade, neem dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten is u graag van dienst.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Cessie van vordering niet relevant in kader van koerswijzigingsschade

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief