Praktijkgebieden: Huurrecht
Onlangs heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Mona Keijzer (hierna: de ‘Minister’) een voorstel tot wetswijziging ter aanpassing van het Burgerlijk Wetboek wat betreft servicekosten (hierna: het ‘wetsvoorstel’) naar de Tweede Kamer gestuurd.
Aanleiding voor het wetsvoorstel is onder meer gelegen in het oneigenlijke gebruik van verhuurders van servicekosten en de toename in zaken waarbij de servicekosten centraal staan.
Zo komen uit de praktijk gevallen naar voren waarin voor het gebruik van zaken zoals bijvoorbeeld een bioscoop of fitnesszaal – zijnde gemeenschappelijke ruimte – ten onrechte een servicekostenvergoeding wordt berekend. Ook zijn kwesties bekend waarbij een huurovereenkomst enkel gesloten kon worden, indien tegelijkertijd een ‘community-overeenkomst’ wordt gesloten.
Conform het huidige artikel 7:237 lid 3 BW wordt onder servicekosten verstaan: de vergoeding voor overige zaken en diensten (niet zijnde kale huur) die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte.
Het gaat derhalve om kosten die bovenop de kaal huur van de woning komen en direct te maken hebben met het wonen. Uitgangspunt is dat de verhuurder geen winst mag maken op servicekosten en het derhalve moet gaan om werkelijk gemaakte en redelijke kosten.
Voorbeelden van servicekosten opgenomen in het Besluit servicekosten zijn :
Blijkens de bij het wetsvoorstel behorende memorie van toelichting is het doel van de herziening om ervoor te zorgen dat huurder beter worden beschermd tegen verhuurder die ten onrechte servicekosten in rekening brengen of servicekosten rekenen die geen relatie hebben met de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Verder dient het verduidelijken van hetgeen als servicekosten kan worden gerekend om het aantal geschillen terug te brengen en de handhaving door gemeenten te vereenvoudigen.
De Minister spreekt daarbij de verwachting uit dat de wijzigingen het risico op onterecht doorberekende en onredelijk hoge servicekosten zal terugdringen en de toetsingspraktijk en handhaving rond servicekosten wordt vereenvoudigd.
Het wetsvoorstel bevat als belangrijkste wijzigingen:
Hoewel het wetsvoorstel nog door de Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd dient te worden, is de verwachting dat de nieuwe regelgeving over servicekosten nog in 2025 van kracht zal zijn.
Mochten er nog zich nog relevante wijzigingen voordoen, dan stellen wij u daar uiteraard van op de hoogte.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.