Praktijkgebieden: ICT en internetrecht
Op 7 november 2024 publiceerde de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), samen met de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI), een eindadvies over hoe Nederland het toezicht op AI-systemen kan inrichten. Dit advies, opgesteld op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en andere betrokken ministeries, geeft een gedetailleerde blauwdruk voor het toezicht op de naleving van de AI-verordening binnen Nederland. Daarbij wordt benadrukt hoe belangrijk het is dat verschillende toezichthouders samenwerken. Het uiteindelijke doel? Zorgen dat AI-systemen in Nederland veilig, transparant en verantwoord worden ingezet, binnen de kaders van de Europese AI-verordening. In deze blog benoem ik de belangrijkste aandachtspunten en aanbevelingen uit het advies.
AI-systemen zijn complex en vragen om een gezamenlijke aanpak. Het advies stelt voor om een netwerk van toezichthouders te vormen, waarbij de AP en RDI een coördinerende rol vervullen. Door intensieve samenwerking met sectorale toezichthouders, zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor toepassingen in de gezondheidszorg en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor het financiële domein, kan kennis en expertise beter worden gedeeld. Ook de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zullen betrokken zijn bij toezicht op AI in hun respectievelijke sectoren, zoals transport en productveiligheid. Deze samenwerking is cruciaal om te voorkomen dat bedrijven en andere onder toezicht staande partijen te maken krijgen met verwarring of onnodige lasten door overlappende eisen vanuit meerdere toezichthouders.
De AI-verordening vereist een heldere afbakening van verantwoordelijkheden. Voor AI-systemen die risico’s vormen voor fundamentele rechten zoals privacy en gelijkheid, wordt de AP voorgesteld als coördinerend toezichthouder. De RDI zal het technische toezicht op producten die AI gebruiken op zich nemen. Daarnaast zullen sectorale toezichthouders, zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), specifieke taken krijgen binnen hun domeinen. Met deze verdeling benut men de sectorale expertise optimaal, zonder dat dit leidt tot dubbele toezichtsstructuren.
Een kernvereiste van de AI-verordening is transparantie. Aanbieders van AI-systemen, zoals makers van chatbots of andere interactieve AI-technologieën, moeten gebruikers informeren dat ze met een AI-systeem te maken hebben. Bij bepaalde toepassingen, zoals deepfakes, is transparantie extra belangrijk om misleiding te voorkomen. De AP wordt voorgesteld als de hoofdtoezichthouder op deze transparantie-eisen. Door het toezicht op transparantie bij één autoriteit te centraliseren, kan versnippering worden voorkomen en een consistente aanpak worden gewaarborgd. Zo draagt men bij aan vertrouwen in AI-systemen en voorkomt men desinformatie.
Het advies beveelt aan om een nationaal systeem in te richten voor de uitwisseling van informatie en afspraken tussen toezichthouders. Dit systeem moet ervoor zorgen dat toezichthouders transparant en efficiënt kunnen samenwerken, zonder dubbel werk te doen. De AP en RDI zijn voornemens om hiervoor een samenwerkingsovereenkomst op te stellen. Het doel daarvan is om kennis en informatie effectief te delen, terwijl iedere toezichthouder zijn eigen verantwoordelijkheden behoudt.
Omdat AI-toezicht grensoverschrijdend is, legt het advies ook nadruk op samenwerking binnen de Europese Unie. Het voorstel bepleit de oprichting van een nationaal secretariaat om de Nederlandse inbreng in het Europese AI Board te coördineren. Zo kan Nederland bijdragen aan een consistente interpretatie van de AI-verordening en actief meedoen aan Europese besluitvorming.
Het eindadvies van de AP en RDI schetst een samenhangende aanpak voor AI-toezicht in Nederland, waarbij de bestaande toezichthouders gezamenlijk optrekken om AI-systemen veilig en transparant te houden. Door een duidelijke rolverdeling tussen de AP, RDI en sectorale toezichthouders ontstaat een efficiënte toezichtsstructuur waarin expertise optimaal wordt benut.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.