icon

De Afdeling oordeelt: demonstratierecht terecht beperkt

Het is juni 2020. De coronacrisis viert haar hoogtijdagen en de samenleving worstelt met ingrijpende maatregelen. Het Malieveld in Den Haag vormt het toneel van protesten tegen het coronabeleid. Organisaties kondigden demonstraties aan op 21 en op 28 juni, maar deze keer grijpt de overheid in: de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden (hierna: de voorzitter) legt op grond van de Wet openbare manifestaties een verbod op. Reden: bescherming van de volksgezondheid en het voorkomen van wanordelijkheden. Ondanks het verbod komen op 21 juni toch zo’n 4.000 mensen naar het Malieveld. Het loopt uit op wanordelijkheden met maar liefst 425 aanhoudingen tot gevolg.

Vijf jaar later, op 13 augustus 2025, heeft de Raad van State zich in hoger beroep over deze zaak uitgesproken (ECLI:NL:RVS:2025:3877). En die uitspraak zegt niet alleen iets over die bewuste zomer in 2020, maar ook over waar de grenzen liggen van ons grondrecht om te demonstreren.

Argumenten in de strijd over de demonstratiebeperking

Appellante, Stichting Viruswaarheid.nl, stelt dat de inperking van het demonstratierecht onvoldoende is gemotiveerd en niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 11 EVRM. De voorzitter had minder ingrijpende maatregelen kunnen treffen, heeft onvoldoende onderbouw waarom 1,5 meter afstand een effectieve maatregel is en heeft onvoldoende gemotiveerd waarom nieuwe besmettingen tot een overbelasting van de zorg en ic-capaciteit zouden leiden. Daarnaast is het onevenredig om vele mensen te verbieden te demonstreren om zo slechts een enkele besmetting te voorkomen.

De voorzitter stelt daartegenover dat de risico’s reëel en groot waren. Op basis van politie-informatie werd een massale toeloop verwacht, inclusief groepen die bij eerdere protesten voor onrust hadden gezorgd. Bovendien was er op dezelfde dag ook een andere grote demonstratie in de stad gepland, waar mogelijk 100.000 mensen op af zouden komen. De korte tijd tussen kennisgeving en demonstratie maakte het onmogelijk om een normaal veiligheidsplan op te stellen. En, in het licht van de toen geldende coronaregels, achtte men het uitgesloten dat duizenden mensen op het Malieveld voldoende afstand zouden houden.

Beperking van het grondrecht

In zowel de Grondwet (artikel 9) als in het EVRM (artikel 11) is het recht om te demonstreren vastgelegd. Het is echter geen absoluut recht: grondrechten kunnen beperkt worden als het algemeen belang of het recht van een ander dat vereist en als daar een wettelijke grondslag voor bestaat. De Wet openbare manifestaties geeft burgemeesters, en in crisissituaties die de gemeente overstijgen (op grond van artikel 39, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet Veiligheidsregio’s) de voorzitter van de veiligheidsregio, de bevoegdheid om demonstraties te beperken of te verbieden, onder meer ter bescherming van de gezondheid of ter voorkoming van wanordelijkheden.

Oordeel van de Raad van State

De Afdeling laat weinig ruimte voor misverstand: de voorzitter mocht de demonstraties verbieden. Zowel de bescherming van de volksgezondheid als het risico op wanordelijkheden waren in juni 2020 legitieme en voldoende onderbouwde gronden.

De Afdeling wijst erop dat adviezen van deskundigen, zoals die van het Outbreak Management Team, aannemelijk maakten dat afstand houden bij een opkomst van tienduizenden mensen onmogelijk was. Daarbij speelde mee dat bij eerdere demonstraties van dezelfde stichting de opgelegde voorschriften niet altijd werden nageleefd. Het opleggen van extra regels zou volgens de bestuursrechter bovendien onvoldoende zekerheid bieden dat de beoogde doelen bereikt werden.

Ook het risico op wanordelijkheden woog zwaar. Politie-informatie wees op de aanwezigheid van groepen die eerder opstootjes hadden veroorzaakt, en de combinatie met andere grote demonstraties op dezelfde dag maakte dat het handhaven van de orde een uitdaging zou worden. Gezien de zeer korte voorbereidingstijd, de massale verwachte opkomst en de coronacrisis concludeerde de Afdeling dat een verbod een proportioneel, evenwichtig en noodzakelijk middel was.

De Afdeling volgt daarmee de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 23 maart 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:2467).

Zorgvuldige belangenafweging

Het blijft een spanningsveld: fundamentele rechten en de mogelijkheden die te beperken. Hoewel deze uitspraak over een uitzonderlijke periode gaat, reikt de betekenis verder dan de coronajaren. De kern blijft namelijk relevant: wanneer mag het bevoegd gezag een demonstratie verbieden, wanneer moet zij volstaan met minder vergaande maatregelen en abstracter: wanneer is het beperken van grondrechten toelaatbaar?

Deze beslissing bevestigt dat de drempel voor een verbod hoog ligt, maar dat bestuursorganen bij concrete, goed onderbouwde risico’s wél tot een verbod kunnen overgaan. Politie-informatie, inschattingen van deskundigen en praktische uitvoerbaarheid spelen mede hierin een doorslaggevende rol. Deze uitspraak onderstreept eens te meer: een zorgvuldige belangenafweging en onderbouwing zijn onmisbaar, niet alleen bij het demonstratierecht, maar in elke bestuursrechtelijke beslissing.

De Afdeling oordeelt: demonstratierecht terecht beperkt

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief