icon

Moet eigenaar afgebrand drugspand kosten bestuursdwang betalen?

In een recente uitspraak (ECLI:NL:RVS:2025:2555) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uiteengezet over wanneer nu een eigenaar de kosten moet dragen die het college van burgemeester en wethouders heeft moeten maken om het gevaar weg te nemen voor de omgeving ten gevolge van de aanwezigheid van een drugslab nadat het pand is afgebrand.

Brand door drugslab Oude Pekela

Op 30 juni 2022 brandde er een pand af in Oude Pekela, waarna dit pand en de aangrenzende garage zwaar waren aangetast. Het bleek dat er een drugslab in het pand zat. Het college paste hierop spoedeisende bestuursdwang toe door deskundigen in te schakelen om de gevolgen van de brand te inventariseren en de verontreiniging en het brand-, explosie- en instortingsgevaar zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Vervolgens heeft het college nogmaals spoedeisende bestuursdwang toegepast om de gevolgen nog meer te beperken. Ten slotte is er een last onder bestuursdwang opgelegd met het oog op het grondwater dat mogelijk verontreinigd was.

De kosten van de spoedeisende bestuursdwang werden vervolgens door het college met besluiten verhaald op de eigenaar van het pand. Het ging om aanzienlijke bedragen van € 18.241,31 ( o.a. in verband met asbestinventarisatie, sloop en ontmantelen drugslab), € 114.502,06 (verwijderen betonvloer en bodemsanering) en € 29.179,15 (afvoer puin en asbesthoudende materialen).

De eigenaar heeft beroep aangetekend tegen de besluiten. Hij voert ten eerste aan dat hij geen overtreder is geweest. Er kon geen verwijt worden gemaakt van de illegale situatie. Hij verhuurde het pand en heeft alles gedaan wat in redelijkheid kon worden verwacht in de gegeven situatie om de overtredingen te voorkomen. Ten tweede voert hij aan dat het onevenredig is dat het college de kosten op hem verhaalt, omdat de brand grote financiële gevolgen heeft gehad en hij geen verhaalsmogelijkheden meer heeft in verband met het overlijden van zijn huurster.

Eigenaar overtreder?

De Afdeling maakt onderscheid tussen de overtredingen wat betreft het overtrederschap. Ten aanzien van de spoedmaatregelen die moesten worden genomen in verband met het instortingsgevaar oordeelt de Afdeling dat de eigenaar van het pand overtreder is. Dit volgt namelijk uit artikel 1b, lid 2, van de Woningwet. Hierin stond namelijk dat het is verboden een bestaand bouwwerk, open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften (waaronder het Bouwbesluit 2012). Dit artikel richt zich dus ook tot degene die het bouwwerk in strijd met het Bouwbesluit 2012 in stand houdt. De Afdeling vond dat van de eigenaar wel mocht worden verwacht dat hij zelf maatregelen nam en dat deze mogelijkheid hem niet was ontnomen.

Met betrekking tot de werkzaamheden die zien op asbestsanering, deels slopen muren pand, verwijderen bosschages, resten drugslab en puin komt de Afdeling op grond van artikel 1a, lid 1 Woningwet tot hetzelfde oordeel met betrekking tot het overtrederschap. In dit artikel wordt de eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein waarvan de staat een gevaar voor de gezondheid of veiligheid oplevert verplicht om voorzieningen te treffen. De eigenaar was bevoegd tot het treffen van de maatregelen en het college heeft gelet op de aard en omvang van het gevaar de maatregelen moeten nemen die het heeft genomen. Deze waren geschikt en niet verderstrekkend dan noodzakelijk om het gevaarlijke situatie weg te nemen.

Ten aanzien van het verwijderen van de betonvloer en de bodemsanering komt de Afdeling tot een ander oordeel. Ook dit heeft te maken met de formulering van het wetsartikel waarop het college zijn bevoegdheid tot spoedeisende bestuursdwang heeft gebaseerd. In artikel 13 van de Wet bodembescherming (Wbb) wordt namelijk degene die zelf handelingen verricht als bedoeld in artikelen 6 tot en met 11 van de Wbb als overtreder aangemerkt, dan wel diegene aan wie dergelijke handelingen verricht door anderen kunnen worden toegerekend. Vaststond dat de eigenaar zich niet zelf schuldig had gemaakt aan bodembedreigende handelingen. De Afdeling vond dat het college er ook niet in was geslaagd te bewijzen dat de eigenaar onvoldoende zorg had betracht. Het standpunt van het college dat de eigenaar het pand aan de binnenzijde had moeten inspecteren na een enkele betalingsachterstand van twee weken was hiervoor onvoldoende. De Afdeling achtte het hierbij van belang dat er daarvoor wel altijd regelmatig was betaald en de eigenaar het pand tweemaal zonder vooraankondiging had bezocht en aan de buitenzijde had geïnspecteerd omdat de huurster niet thuis was. Er waren hierbij geen aanwijzingen dat er mis was.

Kostenverhaal

Omdat de eigenaar niet als overtreder kon worden aangemerkt van de bodembedreigende handelingen kon de college de kosten voor het verwijderen van de betonvloer en de bodemsanering niet op hem verhalen. De grootste kostenpost van ruim € 114.000,- vervalt hiermee op deze grond voor de eigenaar.

De Afdeling vindt dat de eigenaar wel de overige kosten van bijna € 48.000,- moet betalen. Dat de eigenaar het pand niet had verzekerd en dat hij geen verhaalsmogelijkheid meer had op de huurster die was overleden maakt niet dat het onevenredig was om deze kosten te verhalen. De kosten worden niet buitensporig bevonden en de Afdeling neemt nog in aanmerking dat niet gebleken is dat de eigenaar deze kosten niet kan dragen. Hierbij heeft de Afdeling betrokken dat het perceel zelf ook nog een zekere waarde vertegenwoordigde.

Conclusie

Uit deze uitspraak kan in ieder geval worden afgeleid dat voor de vraag of een eigenaar de kosten moet betalen van het bestuursorgaan dat spoedeisende maatregelen neemt, de formulering van de norm waarop het bestuursorgaan zich beroept bepalend is. Wie is de overtreder volgens deze norm en wat moet het bestuursorgaan bewijzen?

De normen die in deze uitspraak bepalend waren golden tot 1 januari 2024, de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. De zorgplicht van een eigenaar voor een bestaand bouwwerk uit artikel 1b van de Woningwet is nu opgenomen in hoofdstuk 3 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Regels van het Bouwbesluit 2012 zijn hierin ook (deels) terug te vinden. Artikel 13 Wbb komt terug op meerdere plekken in de nieuwe wet- en regelgeving, namelijk de Omgevingswet (algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving en ongewone voorvallen), het Besluit activiteiten leefomgeving (specifieke zorgplicht) en de zogenaamde bruidsschat die in de omgevingsplannen van gemeenten is opgenomen.

Meer weten? Neem contact op met onze bestuursrechtspecialisten!

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Moet eigenaar afgebrand drugspand kosten bestuursdwang betalen?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief