Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Het Nederlands bestuursprocesrecht draait in belangrijke mate om de toegang tot de bestuursrechter vanwege publiekrechtelijke rechtshandelingen van bestuursorganen. Eén van de centrale begrippen die daarbij wordt gehanteerd, is het besluitbegrip. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (artikel 1:3 lid 1 Algemene wet bestuursrecht). De Awb maakt vervolgens onderscheid tussen enerzijds beschikkingen en anderzijds besluiten van algemene strekking (BAS). Beschikkingen zijn gericht tot een concreet of individueel geval en besluiten van algemene strekking zijn algemeen van aard.
Tegen sommige besluiten van algemene strekking bestaat een rechtsingang bij de bestuursrechter en tegen sommige besluiten van algemene strekking juist weer niet. Dat maakt het onderscheid tussen de verschillende soorten besluiten van algemene strekking niet slechts een theoretische verhandeling, maar cruciaal voor rechtsbescherming. De tegenstelling tussen enerzijds algemeen verbindende voorschriften (AVV) en anderzijds concretiserende besluiten van algemene strekking (CBAS) leent zich goed voor een beknopte beschouwing.
Algemeen verbindende voorschriften worden in de regel geduid als naar buiten werkende, voor de daarbij betrokkenen bindende regels die uitgaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent. Een algemeen verbindend voorschrift onderscheidt zich van andere besluiten doordat het algemene abstracte regels bevat, die zich zonder nadere motivering voor herhaalde concrete toepassing lenen.
Een voorbeeld: op grond van de Gemeentewet is de gemeenteraad bevoegd om verordeningen te maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Bij uitstek is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) het instrument waarin de gemeenteraad eigen regelgeving heeft opgenomen. In de APV van Amsterdam is bijvoorbeeld bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester van Amsterdam een evenement te houden. Dat verbod is een algemeen verbindend voorschrift. Oók een algemeen verbindend voorschrift is de bepaling dat vergunningaanvragen voor grote evenementen buiten behandeling worden gesteld als deze niet zijn opgenomen op de voor dat jaar vastgestelde evenementenkalender. Tegen het besluit om deze bepalingen aan de APV toe te voegen staat géén rechtsingang open bij de bestuursrechter.
Een concretiserend besluit van algemene strekking bepaalt het toepassingsbereik van een algemeen verbindend voorschrift naar tijd, plaats, persoon of object nader. Een CBAS onderscheidt zich van een AVV door niet in een zelfstandige normstelling te voorzien.
Een voorbeeld: de burgemeester van Amsterdam heeft bij besluit van 30 december 2024 de evenementenkalender voor 2025 vastgesteld. Op de evenementenkalender wordt bepaald welke grote evenementen in 2025 mogen plaatsvinden, waarbij onder andere het evenement, de datum, de locatie en het maximaal aantal bezoekers is vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van de evenementenkalender is een concretiserend besluit van algemene strekking waar wel een rechtsingang voor openstaat bij de bestuursrechter.
Maar let op: een concretiserend besluit van algemene strekking kan óók opgenomen zijn in de APV. Zo oordeelde de rechtbank Amsterdam in 2011 dat het in de APV bepalen dat het klinken van een carillon geen geluidshinder is, een concretiserend besluit van algemene strekking is (ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3933).
Het is niet altijd eenvoudig om een besluit te duiden als ofwel een algemeen verbindend voorschrift ofwel een concretiserend besluit van algemene strekking. Er zijn dan ook diverse uitspraken van rechtbanken en rechtscolleges waar het karakter van bepaalde besluiten aan de orde komt (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:517 over het warmteplan of ECLI:NL:CBB:2021:425 over het besluit tot aanwijzing van hoofdspoorwegen).
In juli 2024 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Snijders gevraagd om een conclusie over het karakter van het wijzigen van een bijlage bij de Regeling zorgverzekering. In bijlage 1A zijn de geneesmiddelen opgenomen waarvoor een vergoedingslimiet is vastgesteld. Bijlage 1B bevat de lijst van geneesmiddelen waarvoor geen vergoedingslimiet is vastgesteld. De rechtsvraag is of een beslissing van de minister tot plaatsing van een geneesmiddel op een bijlage bij een ministeriële regeling is aan te merken als (de wijziging van) een algemeen verbindend voorschrift of als een concretiserend besluit van algemene strekking.
De voorzitter heeft de staatsraden gevraagd om in hun conclusie algemene uitgangspunten voor het vaststellen van het karakter van besluiten om op het grensvlak tussen algemeen verbindend voorschrift en concretiserende besluit van algemene strekking te formuleren. Ook is gevraagd om aandacht te besteden aan de gevolgen van de keuze voor een algemeen verbindend voorschrift dan wel concretiserend besluit van algemene strekking voor de normen waaraan de rechter kan toetsen en de rechtsbeschermingsmogelijkheden van andere belanghebbenden dan de partijen.
Met deze vraagstelling kan het niet anders dan dat de (nog te nemen) conclusie goede handvatten gaat geven voor de praktijk.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.