icon

Zaak gewonnen, toch in hoger beroep?

In zijn arrest van 13 mei 2022 (X/Stichting Rederij de Drie Geuzen) (ECLI:NL:HR:2022:683) heeft de Hoge Raad geoordeeld over de vraag of gezag van gewijsde toekomt aan een voor een partij nadelige overweging in het vonnis, terwijl het deel van het vonnis dat de eigenlijke uitspraak inhoudt (het dictum) verder voor die partij volledig gunstig is.

Juridisch kader

Artikel 236 lid 1 Rv gaat over het gezag van gewijsde en zegt:

“beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.”

Volgens vaste rechtspraak geldt artikel 236 lid 1 Rv ook voor beschikkingen.

De vervolgvraag is of er dan hoger beroep tegen die nadelige beslissing kan worden ingesteld of dat die partij (voor wie het dictum volledig gunstig is) onvoldoende belang heeft bij het instellen van het rechtsmiddel. Zonder voldoende belang komt namelijk op grond van artikel 3:303 BW niemand een rechtsvordering toe.

Feiten

Het ging in deze zaak om een bestuurder van een stichting die authentieke reddingsloepen onderhoudt en laat varen. Deze bestuurder is tijdens het varen twee keer door de politie aangehouden omdat hij te veel zou hebben gedronken. Vervolgens is hij door de stichting op staande voet ontslagen als bestuurder.

Verzoekschriftprocedure

Omdat de bestuurder niet berustte in zijn ontslag, heeft de Stichting een verzoek tot ontslag van de stichtingsbestuurder ex art. 2:298 lid 1 BW ingediend. In de formulering van de eis (het petitum) staat ook enkel het verzoek tot ontslag van de bestuurder en de Stichting heeft niet gevraagd om een verklaring voor recht dat de bestuurder reeds rechtsgeldig op staande voet is ontslagen.

De rekestenrechter meent dat hij eerst moet oordelen over het ontslagbesluit en de vraag of de bestuurder wel rechtsgeldig is ontslagen. Als de bestuurder reeds rechtsgeldig was ontslagen, staat dat immers in de weg aan de toewijzing van het verzoek tot ontslag.

De rekestenrechter stelt vast dat de bestuurder wel rechtsgeldig is ontslagen en wijst het verzoek tot ontslag van de bestuurder integraal af, aangezien de bestuurder inmiddels geen bestuurder meer is.

Partijen hebben geen hoger beroep tegen deze beschikking ingesteld.

Dagvaardingsprocedure

De ex-bestuurder start een nieuwe (dagvaardings)procedure op en vordert een verklaring voor recht dat het ontslagbesluit niet rechtsgeldig danwel nietig is, danwel dat dit besluit wordt vernietigd.

De Stichting beroept zich op gezag van gewijsde van de beslissing van de rekestenrechter, die inhoudt dat de ex-bestuurder rechtsgeldig ontslagen is.

Het discussiepunt in deze zaak gaat over de vraag of deze beslissing kan worden aangemerkt als een beslissing die de rechtsbetrekking in geschil betreft (in de zin van art. 236 lid 1 Rv) of dat de rechtsbetrekking enkel het bestaan van een feit heeft gesteld.

De rechtbank oordeelt dat de rekestenrechter aan de feitelijke beslissing rechtsgevolgen heeft verbonden, namelijk dat het verzoek tot ontslag niet kan worden toegewezen. Daarmee maakt de feitelijke beslissing onderdeel uit van de beslissing over de rechtsbetrekking in geschil. Aan die beslissing komt kracht van gewijsde toe.

De rechtbank wijst de vordering van de bestuurder af.

Het hof bekrachtigt het vonnis en voegt toe dat gezag van gewijsde niet alleen toekomt aan de beslissingen in het dictum van de uitspraak. Gezag van gewijsde kan ook toekomen aan dragende overwegingen die tot het oordeel hebben geleid.

De bestuurder had dus hoger beroep tegen de beschikking moeten instellen, ook al was het dictum voor hem volledig gunstig.

Cassatie

De bestuurder gaat in cassatie en stelt dat er geen gezag van gewijsde toekomt aan voor een partij nadelige eindbeslissingen, wanneer deze zijn opgenomen in een uitspraak met voor die partij volledig gunstig dictum. Volgens de bestuurder heeft die partij dan onvoldoende belang bij het instellen van een rechtsmiddel.

De Hoge Raad verwerpt het beroep en herhaalt dat ook aan dragende overwegingen waarop het dictum (mede) berust gezag van gewijsde toekomt. Volgens de Hoge Raad brengt dit met zich mee dat een partij voldoende belang kan hebben bij het instellen van een rechtsmiddel, ook al is het dictum voor die partij volledig gunstig.

Praktijk

Voor de praktijk betekent deze uitspraak dat er ondanks dat een partij de zaak volgens het dictum volledig gewonnen heeft, er toch een reden kan zijn om in hoger beroep te gaan tegen voor die partij ongunstige dragende overwegingen.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Zaak gewonnen, toch in hoger beroep?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief