icon

Gemeentelijke huurverhoging voor sportaccommodaties toegestaan?

In veel gemeenten is de gemeente eigenaar van sportvelden en andere sportaccommodaties. Deze worden verhuurd aan verschillende sportclubs. Zo ook in Amsterdam. In maart besloot de gemeente Amsterdam de tarieven voor de gemeentelijke sportaccommodaties per 1 augustus 2020 fors te verhogen. Dit is vervolgens uitgesteld tot 1 januari 2021 in verband met de gevolgen voor sportclubs van de coronacrisis.

Buitensportclubs worden geconfronteerd een huurverhoging van 12,5%. Binnensporthallen krijgen te maken met een verhoging van 8%. De verhoging van de huur kan grote gevolgen hebben voor een sportclub. Deze kan bijvoorbeeld genoodzaakt zijn de verhoging door te berekenen aan leden door verhoging van de contributie.

Als reden voor de verhoging noemt de gemeente dat de kosten voor het beheer en onderhoud van de sportaccommodaties hard zijn gestegen. De tarieven zijn daarentegen buiten de indexering sinds 2016 niet verhoogd. De verhoging van de tarieven is volgens de gemeente noodzakelijk voor het hoog houden van de kwaliteit en het behoud van de sportvoorzieningen in Amsterdam.

Belang inhoud van de huurovereenkomst
Sportclubs worden in veel gevallen aangemerkt als 230a-bedrijfsruimte. Het feit dat in een kantine, kiosk of clubhuis enige horecaservices worden aangeboden maakt dit in veel gevallen niet anders (Gerechtshof Den Bosch, ECLI:NL:GHSHE:2004:AQ5816). De huur van 230a-bedrijfsruimte is gebonden aan weinig regels. De mogelijkheid voor de gemeente om de huur te verhogen moet hiermee in beginsel voortvloeien uit de huurovereenkomst zelf. Uitgangspunt is dat een huurder mag vertrouwen op uitvoering van de huurovereenkomst en daar zijn financiële beleid op mag baseren.

In de huurovereenkomst tussen een sportclub en de gemeente kan een beding zijn opgenomen dat indexering, verhoging van de huur of beiden onder voorwaarden mogelijk maakt. Indien in de huurovereenkomst alleen een indexeringsclausule is opgenomen, is het in beginsel niet toegestaan om de huurprijs bovenop de jaarlijkse indexering te verhogen in verband met iets hoger uitvallende kosten voor de gemeente. Ook wanneer een beding in de huurovereenkomst is opgenomen dat verhoging van de huur mogelijk maakt zal niet elke verhoging toegestaan zijn. Dit zal afhangen van hetgeen in de huurovereenkomst is overeengekomen met betrekking tot de voorwaarden waaronder wijziging van de huurprijs mogelijk is en de daarbij in acht te nemen termijnen en procedures. Indien geen beding in de huurovereenkomst is opgenomen dat verhoging of indexering mogelijk maakt, biedt de overeenkomst geen grondslag voor verhoging en mag de gemeente hier niet zonder meer toe overgaan.

In verband met onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW kan de huur onder sommige omstandigheden in afwijking van de huurovereenkomst worden verhoogd. De noodzaak voor de gemeente om te bezuinigen is in de jurisprudentie behoudens uitzonderingen echter niet aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid die verhoging van de huur voor een sportaccommodatie rechtvaardigt (Rechtbank Rotterdam, ECLI:NL:RBROT:2014:2346).

Conclusie
De gemeente Amsterdam heeft de verhoging van de huurprijzen voor sportaccommodaties nu gemeente breed aangekondigd. Hierbij lijkt weinig rekening te zijn gehouden met mogelijk afwijkende voorwaarden waaronder de gemeente met individuele sportclubs een huurovereenkomst heeft gesloten. Wordt uw sportclub geconfronteerd met een plotselinge huurverhoging? Kijk dan goed naar de voorwaarden in de huurovereenkomst en neem bij vragen gerust contact met ons op.


Ruth Beijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Gemeentelijke huurverhoging voor sportaccommodaties toegestaan?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief