icon

Hoge Raad schept duidelijkheid over kruislingse verrekening in faillissement

Op 15 november 2019 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een contractuele bepaling tot kruislingse verrekening standhoudt in faillissement. Daar bestond twijfel over, nadat het hof eerder oordeelde dat dit niet mogelijk was. Zie ook ons eerdere blog over kruislingse verrekening in faillissement.

Verrekening in faillissement

De hoofdregel voor verrekening in faillissement volgt uit artikel 53 Fw. In dit artikel wordt bepaald dat een partij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de failliet is, zijn schuld met zijn vordering op de failliet kan verrekenen. Dit wordt het wederkerigheidsvereiste genoemd. Naast het wederkerigheidsvereiste geldt dat de vordering en de schuld allebei moeten zijn ontstaan vóór de faillietverklaring, of voortvloeien uit handelingen die vóór de faillietverklaring met de gefailleerde zijn verricht.

Kruislingse verrekening

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een beroep op verrekening contractueel wordt uitgesloten. Dit verbod op verrekening wordt vaak opgenomen in de algemene voorwaarden en blijft van kracht in geval van faillissement. In het onderhavige arrest komt juist een contractuele verruiming van verrekening aan bod, namelijk de kruislingse verrekening. Dat betekent dat het vereiste dat de twee vorderingen tussen dezelfde twee partijen moeten bestaan, ingevolge een overeenkomst komt te vervallen. De vraag die in het arrest aan bod komt, is of deze verruiming van de verrekeningsbevoegdheid stand houdt in faillissement.

Naar het oordeel van het hof kan er in faillissement geen beroep worden gedaan op een dergelijke contractuele verruiming. Het wederkerigheidsvereiste van artikel 53 Fw is volgens het hof van dwingend recht.

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft nu geoordeeld dat het wederkerigheidsvereiste van artikel 53 Fw niet van dwingend recht is. Een contractuele afspraak die partijen vóór datum faillissement hebben gemaakt om de bevoegdheid tot verrekening te verruimen in de zin dat partijen geen schuldeiser en schuldenaar van elkaar hoeven te zijn, houdt volgens de Hoge Raad dus stand in faillissement. Dit betekent dat de contractuele afspraak tot kruislingse verrekening dus tegen de curator kan worden ingeroepen.

Tot slot

De contractuele verruiming is een mooie mogelijkheid voor contractspartijen om in een eventueel faillissement van een wederpartij een sterker recht te creëren. Indien u gebruik wilt maken van een dergelijke contractuele bepaling is het van belang om dit tijdig vast te leggen. Op het moment dat de afspraak in het zicht van faillissement wordt gemaakt, zal de curator deze afspraak hoogstwaarschijnlijk kunnen vernietigen.


Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Hoge Raad schept duidelijkheid over kruislingse verrekening in faillissement

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief