icon

Omwonende belanghebbend bij een geitenhouderij? Meten is weten!

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan die meer inzicht geeft over wanneer een omwonende belanghebbende is bij een besluit met betrekking tot een geitenhouderij (of overigens een vergelijkbare inrichting). Over geitenhouderijen is de laatste tijd veel te doen geweest omdat uit onderzoeken van het RIVM blijkt dat er verhoogde gezondheidsrisico’s zijn voor mensen die wonen in de omgeving (in een straal van zo'n 1 a 2 kilometer) van een geitenhouderij. De meeste provincies hebben daarom een verbod op nieuwe geitenhouderijen en uitbreiding van bestaande geitenhouderijen ingevoerd.

Uit de jurisprudentiële lijn van de Afdeling (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2016:737 en ECL:NL:RVS:2017:2271) volgt dat voor het zijn van belanghebbende aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Het uitgangspunt is dat een belanghebbende rechtstreeks feitelijke gevolgen kan ondervinden van een activiteit die het besluit toestaat. Het criterium 'gevolgen van enige betekenis' wordt gehanteerd als correctie op het uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het de taak van het bestuursorgaan om de kring van belanghebbenden vast te stellen aan de hand van (onderzoek naar) de feitelijke gevolgen van het besluit. Wij blogden al eerder over deze uitspraken.

De omwonende in kwestie ageerde tegen een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) die was verleend aan de exploitant van een geitenhouderij. De rechtbank had in eerste aanleg het beroep van de omwonende alsnog niet-ontvankelijk verklaard, op grond van twee uitspraken van de Afdeling waarin een afstand van 660 meter tot een richting te groot werd geacht om een betrokkene aan te merken als belanghebbende. De rechtbank overwoog dat de woning van de omwonende op circa 850 meter afstand van de inrichting gelegen was. De rechtbank achtte deze afstand te groot.

In de uitspraak van 6 maart jongstleden heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, dient bij de beoordeling van de belanghebbendheid de afstand van de geitenhouderij tot zijn perceel (en dus niet alleen zijn woning) als uitgangspunt te worden genomen. De perceelgrens van de omwonende lag op een afstand van ongeveer 650 meter van de inrichting. Gelet op deze afstand is het volgens de Afdeling niet uitgesloten dat de omwonende gevolgen van enige betekenis ondervindt van de geitenhouderij in de vorm van een verhoogd gezondheidsrisico. De omwonende moet daarom aangemerkt worden als belanghebbende bij de OBM.

Voor de inhoudelijke beoordeling is de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Wij houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Omwonende belanghebbend bij een geitenhouderij? Meten is weten!

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief