icon

Executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder

Bij arrest van 22 juni 2018 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de executoriale verkoop van aandelen door een pandhouder.

Waar ging het om in die zaak? De Rabobank had uit hoofde van een kredietverhouding vorderingen op A. A hield 50% van de aandelen in De Thuishaven Zevenbergen B.V. (“Thuishaven”). Quispel Beheer B.V. (“Quispel”) hield de andere 50%. A heeft ten behoeve van Rabobank een pandrecht gevestigd op haar aandelen in Thuishaven. Op die aandelen rustte een tweede pandrecht van de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Bethanie N.V. (“Bethanie”).

Op enig moment kwam A haar verplichtingen niet na. Rabobank heeft de financieringen opgezegd en A gesommeerd te betalen. Dat gebeurde schijnbaar niet, want uiteindelijk wilde Rabobank de verpande aandelen verkopen. Als ‘normale’ schuldeiser heb je een executoriale titel nodig om executoriaal beslag te kunnen leggen en uitwinnen. Dit geldt niet voor de pandhouder. Als de schuldenaar in verzuim is, kan de pandhouder het pand zonder executoriale titel verkopen en zich op de opbrengst verhalen. Dit heet het recht van parate executie (artikel 3:248 BW).

Rabobank kon dus gelijk verkopen. Zij diende wel rekening te houden met de blokkeringsregeling als opgenomen in de statuten van Thuishaven. Een blokkeringsregeling houdt in dat de aandeelhouder die zijn aandelen wil verkopen, eerst moet aanbieden aan zijn mede-aandeelhouders (artikel 2:195 BW). Een blokkeringsregeling is ingevolge artikel 2:198 lid 6 BW ook van toepassing op de vervreemding en overdracht van de aandelen door de pandhouder. Door artikel 2:198 lid 6 BW en de blokkeringsregeling van Thuishaven moest Rabobank aanbieden aan Quispel. Quispel wilde de aandelen kopen, maar vanwege het pandrecht van Bethanie slechts in het kader van een executieverkoop. Executieverkoop was voor Quispel belangrijk omdat onduidelijk was of een gedwongen verkoop waarbij uitsluitend de blokkeringsregeling wordt gevolgd, het pandrecht van Bethanie teniet zou laten gaan. Een executieverkoop laat het pandrecht van Bethanie in elk geval tenietgaan.

Als de pandhouder executeert, geldt als uitgangspunt dat een openbare verkoop wordt gehouden (artikel 3:250 BW). Het doel van een openbare verkoop is het behalen van een zo hoog mogelijke – en objectief bepaalde – opbrengst. Ook verkleint een dergelijke verkoop de kans dat de executerende pandhouder met de koper samenspant ten nadele van de pandgever en andere schuldeisers. Er kunnen echter goede redenen zijn waarom een openbare verkoop niet de voorkeur verdient. In artikel 3:250 lid 1 BW is daarom bepaald dat de voorzieningenrechter op verzoek van de pandhouder kan bepalen dat wordt verkocht op een van artikel 3:250 BW afwijkende wijze.

Op dit artikel heeft Rabobank een beroep gedaan. Rabobank heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West Brabant verzocht te bepalen dat de executoriale verkoop zal plaatsvinden op een van artikel 3:250 BW afwijkende wijze, namelijk door middel van de overgelegde koopovereenkomst met Quispel. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen en overwogen dat voor verkoop met inachtneming van de blokkeringsregeling geen goedkeuring nodig is.

Door Rabobank wordt hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch komt tot het oordeel dat artikel 2:198 lid 6 BW jo. artikel 2:195 BW en de in laatstgenoemd artikel bedoelde statutaire blokkeringsregeling een lex specialis zijn ten opzichte van de artikelen 3:248 e.v. BW wanneer het gaat om verkoop door de pandhouder van verpande aandelen in een B.V.

Het naleven van de blokkeringsregeling staat volgens het hof dus voorop. Maar, als deze regels lancunes vertonen, dient op de algemene regeling te worden teruggevallen. Dat lijkt volgens het hof aan de orde in het onderhavige geval omdat partijen vinden, althans niet uitsluiten, dat het naleven van de blokkeringsregeling geen zuiverend effect heeft omdat van een executoriale verkoop geen sprake zou zijn. Om die zuivering te bewerkstelligen, moet volgens het hof de toestemming als bedoel in artikel 3:251 lid 1 BW gegeven worden. In hoger beroep vernietigt het hof de beschikking van de voorzieningenrechter en bepaalt dat de executoriale verkoop van de aandelen zal plaatsvinden op een van artikel 3:250 BW afwijkende wijze en wel door middel van de koopovereenkomst tussen Rabobank en Quispel.

Tegen een dergelijke toewijzende beschikking van het hof staat in principe geen hogere voorziening open. Zo’n rechtsmiddelenverbod kan onder voorwaarden worden doorbroken. Bethanie klaagt in cassatie dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat voor een onderhandse verkoop door de pandhouder van verpande aandelen met inachtneming van een blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter is vereist. Bethanie is ontvankelijk in haar cassatieberoep, maar de Hoge Raad is het niet met haar (en het hof) eens. De Hoge Raad wijkt overigens ook af van de conclusie van AG Rank-Berenschot.

De Hoge Raad overweegt dat ook bij de executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder met inachtneming van een statutaire blokkeringsregeling de regeling van artikel 3:250 e.v. BW van toepassing is. De wet en de wetsgeschiedenis bieden onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel (van het hof) dat artikel 2:198 lid 6 BW in het geval van een statutaire blokkeringsregeling een exclusieve regeling bevat voor de executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder of dat artikel 2:108 lid 6 BW een bijzondere regeling vormt ten opzichte van de algemene executiebepalingen in die zin dat alleen indien de naleving van de statutaire blokkeringsregeling niet tot resultaat leidt, de pandhouder de executie dient te vervolgen met inachtneming van artikel 3:250 e.v. BW.

De conclusie van de Hoge Raad is dat de executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder steeds dient plaats te vinden volgens de algemene regels van artikel 3:250 e.v. BW. In voorkomende gevallen (de blokkeringsregeling is sinds de flex-wetgeving niet meer verplicht) moet het bepaalde in artikel 2:198 lid 6 BW in acht genomen worden. Een statutaire regeling ten aanzien van vervreemding en overdracht van aandelen zal vaak meebrengen dat openbare verkoop niet mogelijk of niet zinvol is. In een dergelijk geval kan de pandhouder de voorzieningenrechter verzoeken te bepalen dat de aandelen zullen worden verkocht op een van artikel 3:250 BW afwijkende wijze.

Aangezien het hof artikel 3:251 lid 1 BW terecht heeft toegepast, wordt het cassatieberoep verworpen. Het arrest van het hof blijft daarom in stand.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief