icon

Het ontzenuwen van het bewijsvermoeden op grond van artikel 2:248 BW verruimd?

Inleiding

Indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn boekhoudplicht (artikel 2:10 BW) of deponeringsplicht (artikel 2:394 BW), staat (onweerlegbaar) vast dat het zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt (weerlegbaar) vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement (artikel 2:248 lid 2 BW).

De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 9 juli 2021 dat – anders dan in de literatuur wel werd aangenomen – naast van buiten komende oorzaken, ook handelen of nalaten van een of meer bestuurders dat op zichzelf beschouwd geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert, voldoende kan zijn voor ontzenuwing van het vermoeden.

Deze blog is onderdeel van de Serie Bestuurdersaansprakelijkheid. Eerder blogde ik over bestuurdersaansprakelijkheid in geval van faillissement waarbij ik onder andere uitleg gaf over artikel 2:248 BW, de bewijslast bij onbehoorlijk bestuur, het Blue Tomato-arrest en ontzenuwing van het wettelijk bewijsvermoeden.

Artikel 2:248 BW

Bij een faillissement van een BV is artikel 2:248 BW van groot belang. Op grond van artikel 2:248 lid 1 BW is iedere bestuurder van de BV jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de BV.

De bewijslast van die kennelijk onbehoorlijke taakvervulling rust op de curator. Echter, op grond van artikel 2:248 lid 2 BW gelden er bewijsvermoedens. Indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn boekhoudplicht (artikel 2:10 BW) of deponeringsplicht (artikel 2:394 BW) staat (onweerlegbaar) vast dat het zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt (weerlegbaar) vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het bewijsrisico komt daarmee te rusten bij de bestuurder. In de praktijk wordt door curatoren veelvuldig een beroep gedaan op deze bewijsvermoedens.

Blue Tomato-arrest

In het Blue Tomato-arrest van 30 november 2007 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor het ontzenuwen van het bewijsvermoeden volstaat dat de aangesproken bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Als hij daarin slaagt, ligt het op de weg van de curator op de voet van het eerste lid van dat artikel aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Stelt de bestuurder daartoe een van buiten komende oorzaak van het faillissement, en wordt de bestuurder verweten dat hij heeft nagelaten het intreden van die oorzaak te voorkomen, dan zal de bestuurder (tevens) feiten en omstandigheden moeten stellen en zo nodig aannemelijk moeten maken waaruit blijkt dat dit nalaten geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal een dergelijk verweer meer of minder kans van slagen hebben.

Alleen van buiten komende oorzaak of ook een interne oorzaak?

Vraag is: kan – naast een van buiten komende oorzaak – het bewijsvermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW ook worden ontzenuwd door aannemelijk te maken dat handelingen van een bestuurder (een niet van buitenaf komende oorzaak), die op zichzelf geen kennelijk onbehoorlijk bestuur opleveren, een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn?

De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 9 juli 2021 dat – anders dan in de literatuur wel werd aangenomen – naast van buiten komende oorzaken, ook ander handelen of nalaten van een of meer bestuurders, voldoende kan zijn voor ontzenuwing van het vermoeden, mits dat handelen of nalaten van een of meer bestuurders op zichzelf beschouwd geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert.

Conclusie

Met dit arrest verduidelijkt de Hoge Raad hoe het eerdere Blue Tomato-arrest dient te worden opgevat. Namelijk dat naast van buitenaf komende oorzaken, ook interne oorzaken (bijvoorbeeld het handelen of nalaten van een bestuurder) kunnen worden aangevoerd om het bewijsvermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW te ontzenuwen.

Wordt u aangesproken door een curator? Of hebt u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst!

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Het ontzenuwen van het bewijsvermoeden op grond van artikel 2:248 BW verruimd?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief