icon

Belanghebbende bij realisatie van een zonnepark

Alleen belanghebbenden kunnen rechtsmiddelen instellen tegen een besluit van een bestuursorgaan. Uit artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Dit is een breed begrip.

Uit vaste rechtspraak volgt dat iemand in ieder geval belanghebbende is als diegene rechtstreekse feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” is uit deze rechtspraak ontstaan. Wij schreven hier ook eerder een blog over. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar deze voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt rekening gehouden met de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Onlangs deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) een uitspraak over belanghebbendheid bij een besluit voor de realisatie van een zonnepark (zie ECLI:NL:RVS:2020:2801). In tegenstelling tot bijvoorbeeld bij de realisatie van windparken met turbines, licht het bij een zonnepark minder voor de hand dat er sprake is van verstoring van het uitzicht van omwonenden die honderden meters van het park vandaan wonen: de panelen zijn immers vaak minder goed zichtbaar omdat ze plat zijn. Ook spelen factoren als wiekslagen (en evt. geluidshinder hierdoor) en slagschaduw niet mee, in tegenstelling tot bij de realisatie van windparken (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:1024).

De appellanten in deze zaak wonen allemaal tenminste 610 meter van het perceel waar het zonnepark op is voorzien. Slechts vanaf het perceel van een aantal appellanten bestaat er enig zicht op het perceel van het voorziene zonnepark. Bovendien is door de appellanten erkend dat er geen geluidhinder van enige betekenis van het zonnepark zal worden ondervonden. Ten aanzien van het zicht stelt de Afdeling vast, ook rekening houdend met de bestaande hoogteverschillen, dat de appellanten geen visuele hinder van enige betekenis zullen ondervinden. In het ene geval staat namelijk dichte begroeiing op het perceel én er staan bosjes en gebouwen tussen dit perceel en het voorziene zonnepark. En in de andere gevallen omdat het zicht alleen op de begroeide grondwallen bestaat en niet op aan te leggen zonnepanelen. Omdat er niet of nauwelijks zicht zal bestaan op de zonnepanelen, acht de Afdeling het ook niet aannemelijk dat in deze omstandigheden hinder van enige betekenis zal worden ervaren vanwege reflectie op de zonnepanelen. Kortom, de appellanten werden niet aangemerkt als belanghebbende.

Het is maar de vraag of, als er sprake was van minder begroeiing, de appellanten met zicht op het perceel van het voorziene zonnepark wél als belanghebbende zouden zijn aangemerkt. In een uitspraak van vorig jaar (zie ECLI:NL:RVS:2019:1981) oordeelde de Afdeling in ieder geval dat appellanten met een woning van 450 meter op afstand van een voorziene zonneakker wél belanghebbende waren, o.a. omdat deze woning gelegen was in een landschap met een vrij uitzicht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Belanghebbende bij realisatie van een zonnepark

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief