icon

Faillissement Didi Fashion groep – Wat nu?

Op 7 januari 2020 werd de op 6 januari 2020 aan diverse Didi-vennootschappen verleende surseance van betaling omgezet in faillissement.

In deze blog besteden wij eerst aandacht aan de rechtspositie van de schuldeisers en leveranciers van de Didi-vennootschappen en daarna aan de rechtspositie van (andere) contractspartijen in het algemeen.

Schuldeisers

De praktijk leert dat de ‘gewone’ schuldeisers wier vordering geen hogere rang toekomt, in faillissement zelden een uitkering krijgen. Dat is anders indien een schuldeiser zich bijvoorbeeld kan beroepen op verrekening, een voorrecht, een retentierecht, of een pand- of hypotheekrecht.

  • Verrekening. Indien u niet alleen een vordering hebt op een bepaalde Didi-vennootschap, maar ook nog een schuld aan diezelfde vennootschap, dan kunt u onder bepaalde voorwaarden deze vorderingen met elkaar verrekenen. Indien contractueel overeengekomen, is ook kruislingse verrekening toegestaan.
  • Voorrecht. In bepaalde gevallen kent de wet schuldeisers een voorrecht toe. Zo heeft de schuldeiser die schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van de gefailleerde, een voorrecht op een eventuele uitkering van de verzekeraar van gefailleerde.
  • Retentierecht. Indien u een goed van een Didi-vennootschap onder zich heeft (bijvoorbeeld ter reparatie), dan kunt u dat onder omstandigheden onder u houden in afwachting van betaling van uw vordering. De curatoren zijn wel bevoegd het goed op te eisen, maar u blijft uit hoofde van uw retentierecht bevoorrecht op de verkoopopbrengst (na aftrek van de boedelkosten).
  • Pand- en hypotheekrechten. Mogelijk hebt u kunnen bedingen dat uw wederpartij een pand– of hypotheekrecht ten behoeve van u heeft gevestigd op bepaalde goederen. Deze goederen dienen dan tot zekerheid van voldoening van uw vordering, ook in faillissement.

Leveranciers

Leveranciers hebben in aanvulling op bovenstaande opties nog een aantal hierna te bespreken aanvullende mogelijkheden om te voorkomen dat zij ‘slechts’ concurrent schuldeiser zijn en vermoedelijk weinig tot niets krijgen uitgekeerd. Of de leverancier van die mogelijkheden gebruik kan maken, hangt in grote mate af van wat partijen met betrekking tot de levering van de goederen zijn overeengekomen.

  • Eigendomsvoorbehoud. Indien is overeengekomen dat de goederen onder eigendomsvoorbehoud worden geleverd, blijven deze – kort gezegd – eigendom van de leverancier totdat zijn factuur of zelfs al zijn facturen zijn voldaan. Indien de afnemer failliet gaat, kunnen de geleverde goederen ‘gewoon’ worden opgehaald aangezien deze nog steeds eigendom van de leverancier zijn. In de meeste gevallen vraagt de curator een beperkte bijdrage om het ophalen van de goederen te arrangeren. Afhankelijk van hoe het eigendomsvoorbehoud is geformuleerd en het soort goederen dat het betreft, kunnen er wel problemen ontstaan bij het bewijs van wèlke goederen de leverancier eigenaar is gebleven. Als het erop aankomt, moet de leverancier dat bewijs namelijk leveren.
  • Consignatie. Partijen kunnen ook zijn overeengekomen dat de goederen in consignatie worden geleverd, waardoor de verkoper bij verkoop recht heeft op commissie ten opzichte van de leverancier. De eigendom gaat bij verkoop rechtstreeks over van de leverancier naar de koper. Indien de verkoper failliet gaat, kan de leverancier – net als in het geval van eigendomsvoorbehoud – in beginsel de goederen tegen betaling van een boedelbijdrage bij de curator ophalen.
  • Recht van reclame. Onder bepaalde voorwaarden is een leverancier bevoegd het geleverde goed te reclameren voor het gedeelte van de koopprijs dat nog niet is voldaan. Deze mogelijkheid blijft ook in het geval van faillissement bestaan.

Contractspartijen

Welke opties een contractspartij van een Didi-vennootschap heeft, hangt in grote mate af van de vraag of de Didi-vennootschap en/of de contractspartij uit hoofde van de overeenkomst nog tot presteren is verplicht. Op hoofdlijnen is de situatie als volgt:

  • Indien de contractspartij niet, maar de Didi-vennootschap wel tot presteren is verplicht, rest in beginsel niets anders dan indiening van de vordering (die meestal bestaat uit schade, aangezien de curatoren vermoedelijk zullen besluiten niet na te komen) in het faillissement.
  • Indien de contractspartij wel, maar de Didi-vennootschap niet meer tot presteren is verplicht, is de contractspartij verplicht alsnog de overeengekomen prestatie te leveren.
  • Indien zowel de contractspartij als de Didi-vennootschap nog een prestatie dienen te leveren, kan de contractspartij een redelijke termijn stellen aan de curatoren van de Didi-vennootschap, waarbinnen zij kunnen aangeven of zij de overeenkomst gestand wensen te doen. Indien de curatoren dat doen, zijn zij verplicht na te komen en zekerheid te stellen. Indien de curatoren aangeven de overeenkomst niet gestand te willen doen of niet binnen de termijn reageren, is de contractspartij bevrijd van zijn prestatie.
  • Voor onder meer verhuurders, werknemers en agenten gelden aparte regels.

Wilt u weten welke mogelijkheden u heeft in het faillissement van de Didi Fashion-groep, of wilt u een sterkere uitgangspositie creëren bij een eventueel volgend faillissement? Neem dan contact met ons op.

Zie ook onze blogs in de series Zekerheidsrecht en Huurrecht en faillissement.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Faillissement Didi Fashion groep – Wat nu?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief