icon

Conclusie AG over vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht

Op 20 maart 2019 heeft staatsraad-advocaat generaal Wattel een conclusie uitgebracht over de rol van het vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht. In mijn eerdere blog van 26 oktober 2018 besprak ik het verzoek van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) als bedoeld in artikel 8:12a Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling heeft de AG gevraagd een conclusie te nemen in een zaak over een dakterras in Amsterdam. Kort samengevat ziet het geschil op een handhavingszaak waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een last onder dwangsom heeft opgelegd voor het verwijderen en verwijderd houden van een dakopbouw op een huis, vanwege het ontbreken van de vereiste omgevingsvergunning. Volgens appellante had de bouwinspecteur haar echter toegezegd dat een omgevingsvergunning voor de dakopbouw niet zou zijn vereist. Handhaving zou dan ook in strijd zijn met het vertrouwensbeginsel.

De AG is verzocht om te adviseren over de vraag of uitlatingen namens een overheidsorgaan het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen wekken dat het bestuursorgaan geen herstelsanctie (zoals een dwangsom of bestuursdwang) zal opleggen. Als dat zo is, dan is de vervolgvraag aan welke eisen zo’n uitlating moet voldoen en of schending van gerechtvaardigd vertrouwen kan worden gerepareerd met een schadevergoeding.

Conclusie AG
De AG concludeert nu dat de bestuursrechter drie stappen moet doorlopen bij de beoordeling van de vraag of een bestuursorgaan dat vertrouwen heeft gewekt toch mag handhaven, inhoudende:

  1. De juridische kwalificatie van de uitlating/gedraging waarop de justitiabele zich beroept: komt die neer op een (toerekenbare schijn van een) toezegging?;
  2. Was de uitlater/gedrager daartoe bevoegd of is diens schijn van bevoegdheid toerekenbaar aan de bevoegde persoon/instantie? En
  3. Een afweging van belangen van de fidens, derden en de gemeenschap, mede inhoudende de compensatie voor de verliezer.

Kortom, uitlatingen die als een toezegging mogen worden opgevat, kunnen gerechtvaardigd vertrouwen wekken dat een overheidsorgaan geen herstelsanctie zal opleggen ondanks overtreding. De toezegging moet wel aan het bestuursorgaan kunnen worden toegerekend: dit is het geval indien de toezegging is gedaan door een persoon van wie de burger redelijkerwijs mocht aannemen dat die de huidige opvattingen van het bevoegde overheidsorgaan weergaf. In het geval dat de toezegging vervolgens niet wordt nagekomen, omdat andere belangen zwaarder wegen, dan moet het bestuur eventuele schade van de vertrouwende burger vergoeden.

Volgens de AG moet het zwaartepunt dan ook liggen bij de laatste stap, de belangenafweging. Concreet heeft dit tot gevolg dat de rechter eerder zou kunnen toekomen aan de vraag of de burger die gerechtvaardigd vertrouwd heeft, mogelijk een schadevergoeding toekomt.

Vervolg
Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Afdeling over de wijze waarop het beroep moet worden afgedaan en bindt de Afdeling niet. De conclusie draagt bij aan de rechtseenheid en rechtsontwikkeling.

De partijen in deze procedure krijgen twee weken de mogelijkheid om op de conclusie van de AG te reageren. Hierna zal de Afdeling uitspraak doen.


Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Conclusie AG over vertrouwensbeginsel in het omgevingsrecht

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief