icon

Minister laat aanpassing clawback over aan volgende kabinet

Met ingang van 1 januari 2014 bestaat een wettelijke grondslag voor N.V.’s om een aan een bestuurder betaalde bonus terug te vorderen (zie art. 2:135 lid 8 BW). Dat kan alleen indien en voor zover de uitkering heeft plaatsgevonden ‘(…) op basis van onjuiste informatie over het bereiken van de aan de bonus ten grondslag liggende doelen of over de omstandigheden waarvan de bonus afhankelijk was gesteld’.

Wellicht kunt u zich nog herinneren dat de Nationale Spoorwegen in de zomer van 2015 een schikking trof met haar voormalig bestuurder, die onder meer betaling van zes maandsalarissen inhield. Eén van de saillante details in die kwestie was dat de minister had toegezegd dat geen vertrekvergoeding zou worden betaald. Naar aanleiding van deze kwestie heeft de Tweede Kamer vragen gesteld aan de minister, die hij bij brief van 31 augustus 2015 heeft beantwoord. In deze beantwoording heeft hij onder meer toegezegd dat hij na zou gaan welke mogelijkheden er bestaan om een variabele beloning terug te vorderen, en in hoeverre de hiervoor genoemde bepaling van art. 2:135 lid 8 BW aanpassing behoeft.

Dijsselbloem heeft die belofte per brief van 19 juli 2017 ingelost. Daarin geeft hij kort samengevat aan, dat de mogelijkheid van terugvordering op grond van art. 2:135 lid 8 BW bestaat, en dat deze regeling in beginsel slechts toepassing kan vinden indien sprake is van aan de bestuurder te wijten fraude, ernstige misdraging of nalatigheid. De minister geeft aan dat daarnaast de mogelijkheid bestaat om een beroep te doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 lid 2 BW, al geeft hij daarbij aan dat in de praktijk de toegevoegde waarde van deze bepaling in dit verband beperkt zal zijn. De minister oppert de suggestie om aan art. 2:135 lid 8 BW de volgende zinsnede toe te voegen: “of indien het behoud van de uitkering van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn”, maar laat de beslissing gezien de demissionaire status van het huidige kabinet over aan het volgende.

Je kunt je afvragen of die suggestie in juridisch opzicht wel toegevoegde waarde heeft, aangezien art. 6:248 lid 2 BW een vergelijkbare inhoud bevat die ook zonder de toevoeging van de minister van toepassing is. We houden de ontwikkelingen in ieder geval in de gaten.


Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Minister laat aanpassing clawback over aan volgende kabinet

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief