icon

No cure no pay

Op 19 oktober 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een incassobureau op basis van no cure no pay werkzaamheden heeft verricht voor een cliënt. Tussen het incassobureau en de cliënt is in geschil of het incassobureau een “cure” heeft geleverd en dus aan haar deel van de afspraak heeft voldaan. Het geval doet zich voor dat er wel, maar uiteindelijk buiten het incassobureau om en nadat de opdracht aan het incassobureau was ingetrokken, een resultaat (cure) is bereikt. Het incassobureau stelt zich op het standpunt dat zulks niet afdoet aan het behaalde resultaat, en dat het aan de onredelijke opstelling van de cliënt te wijten is geweest dat het resultaat niet eerder (door het incassobureau) was bereikt. Het incassobureau meent dat zij in ieder geval feitelijk aan de opdracht heeft voldaan. De cliënt stelt zich juist op het standpunt dat geen “cure” werd geleverd.

De rechtbank is van oordeel dat het incassobureau de overeengekomen “cure” niet heeft geleverd. Het incassobureau heeft derhalve geen aanspraak op betaling van de (volledige) no cure no pay vergoeding. Artikel 7:411 BW bepaalt echter dat de opdrachtgever recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon indien de overeenkomst eindigt (onder meer) voordat de opdracht is volbracht en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging van de opdracht. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Het tweede lid bepaalt dat in het in het eerste lid bedoelde geval de opdrachtnemer slechts recht heeft op het volle loon, als het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is.

De rechtbank stelt voorop dat de aard van een no cure no pay afspraak niet in de weg staat aan een beroep op artikel 7:411 BW. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2013. De rechtbank is in het onderhavige geval van oordeel dat alle omstandigheden afwegende de breuk tussen partijen niet uitsluitend toerekenbaar is aan de cliënt, maar een gevolg is van de steeds verder verslechterende relatie tussen partijen, waaraan beide partijen debet zijn geweest. Het incassobureau heeft daarom geen aanspraak op het volledige overeengekomen loon. Nu door het incassobureau wel aantoonbaar veel werkzaamheden zijn verricht, heeft het incassobureau wel recht op een redelijk loon, oordeelt de rechtbank. De rechtbank stelt dat redelijk loon in het onderhavige geval vast op de door het incassobureau daadwerkelijk gemaakte kosten. Ten aanzien van een deel van de opdracht dat al wel volledig was uitgevoerd, en waarbij geen resultaat werd behaald, heeft de rechtbank de vordering van het incassobureau afgewezen.

Net als in zoveel zaken, was de uitkomst in deze zaak sterk afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. Hebt u een geschil met bijvoorbeeld een incassobureau dat uw opdracht niet naar wens heeft uitgevoerd? Neem gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst!

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
No cure no pay

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief