icon

FNV verliest hoger beroep inzake loonruimte-akkoord

Het Hof Den Haag heeft vanochtend uitspraak gedaan in het hoger beroep in een kort geding van (kort gezegd) de FNV tegen de Staat. Onderwerp was de loonruimte-overeenkomst die de (overige) bonden met de Staat hebben gesloten, en dan vooral de pensioenafspraken in dat akkoord.

De loonruimte-overeenkomst is gesloten op 10 juli 2015, en houdt (wederom: kort gezegd) in dat in de periode 2015 – 2016 de lonen van de ambtenaren stijgen met 5,05%. Die 5,05% zijn opgebouwd uit twee structurele loonsverhogingen van 1,25% (per 1 september 2015) en 1,6 % (per 1 januari 2016), uit zogenaamde vrijval van 1,4% eveneens per 1 januari 2016, en een daling van de pensioenpremie van 0,8% in 2015. Die laatste twee percentages zijn een gevolg van de nieuwe pensioenwetgeving: omdat het opbouwpercentage daalt dalen de pensioenpremies; de ambtenaar betaalt minder (wat hij meteen in zijn salaris merkt) en de overheidswerkgever hoeft minder af te dragen. De vrijval van 1,4% was het gevolg van een andere wijze van premievaststelling. Eerder was al afgesproken dat de vrijval van 0,8% “arbeidsvoorwaardengeld” was.

(Die vrijval was al onderwerp van een eerder kort geding: de vakbonden – niet alleen de FNV – stelden zich op het standpunt dat de afspraak dat de vrijval arbeidsvoorwaardengeld was, betekende dat er direct een loonsverhoging van 0,8% moest komen. Die eis werd door de kort gedingrechter in april afgewezen.)

De loonruimte-overeenkomst was bijzonder, in de zin dat deze is gesloten in een overleg waarin in de regel dit soort akkoorden niet wordt gesloten. Loonafspraken worden “sectoraal” gesloten (voor de afzonderlijke onderdelen van de overheid); pensioenafspraken worden bovensectoraal (dus: centraal) gesloten. De loonruimte-overeenkomst is uniek in de zin dat er zowel loonafspraken zijn gemaakt (normaal dus het terrein van de sectoren) als pensioenafspraken (normaal het terrein van de Pensioenkamer, het centrale overleg over overheidspensioenen). De FNV heeft zich in de onderhandelingen op het standpunt gesteld dat de partijen die de loonruimte-overeenkomst sloten daartoe niet bevoegd waren, en dat daarom later in de normale overlegstructuren formeel – met de daar geldende regels voor wat betreft overleg en meerderheid – nog tot overeenstemming zou moeten worden gekomen. De FNV heeft wel meegepraat in de aanloop naar het loonruimte-akkoord maar is twee dagen vóór het sluiten daarvan uit het overleg gestapt.

Zoals gezegd: op 10 juli werd dat loonruimte-akkoord gesloten; de afspraken met betrekking tot de pensioenen werden daarop bekrachtigd in de Pensioenkamer. Twee maanden later daagde de FNV de Staat (de verschillende sectoren) en de overige bonden met als eis dat in de Pensioenkamer de besluiten ten aanzien van de pensioenen moesten worden ingetrokken. De FNV stelde dat open en eerlijk overleg had moeten plaatsvinden, en dat dit niet was gebeurd nu het akkoord was gesloten in een gremium dat daarvoor niet was bedoeld, en dat om die reden de FNV niet behoorlijk had kunnen meepraten. De kort gedingrechter weer die eis af; hij oordeelde dat het partijen vrij stond af te spreken dat een allesomvattend akkoord zou worden gesloten in een ander overlegorgaan dan gebruikelijk. De rechter oordeelde verder dat de FNV wel degelijk de mogelijkheid had gehad mee te praten, dat ook had gedaan, maar zelf op het laatste moment uit dat overleg was gestapt.

Het Hof onderschrijft dat, en gaat met name in op het feit dat de FNV de mogelijkheid had deel te nemen aan het overleg maar er zelf voor heeft gekozen dat niet te doen. Ook geeft het Hof aan dat de bekrachtiging in de Pensioenkamer eveneens geldig is. Het FNV had betoogd dat in de Pensioenkamer geen open en reëel overleg had plaatsgevonden omdat de partijen daar direct hadden aangegeven het loonruimte-akkoord te zullen bekrachtigen. Dat mocht, oordeelt het Hof.

De uitspraken zijn om meerdere redenen interessant. Beide instanties oordelen dat de sociale partners voor individuele kwesties naast de bestaande overlegstructuren mogen treden. De beide instanties lijken het de FNV ook kwalijk te nemen dat die wel aan dat overleg deelnam, en pas op een laat stadium daar uit stapte op formele gronden. Dat dat ook echt op formele gronden gebeurde is natuurlijk niet waarschijnlijk: het pijnpunt bij de FNV is dat van de 5,05% loonsverhoging bijna de helft een sigaar uit eigen doos is: dat geld is beschikbaar gekomen door de nieuwe pensioenregels. Dat laatste is natuurlijk ook zo.

Het goede nieuws voor de overheidswerkegvers is dat men verder kan met de gesloten akkoorden en met de pensioenafspraken. Het minder goede nieuws is dat de uitspraak van het Hof waarschijnlijk niet zal betekenen dat de FNV – de grootste bond en daarmee een belangrijke sociale partner – nu alsnog tevreden is. De eerste reacties lijken dat wel te bevestigen.


Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
FNV verliest hoger beroep inzake loonruimte-akkoord

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief