icon

Tijdelijk verhuren woning in verband met "proefsamenwonen" met partner

Zoals wij reeds eerder bespraken is het voor verhuurders mogelijk te bewerkstelligen dat een huurder (kort gezegd) geen huurbescherming toekomt indien hij de woning tijdelijk aan deze huurder verhuurt op een dusdanige wijze dat het gebruik van de woning kan worden gekwalificeerd als ‘naar zijn aard van korte duur', in de zin van artikel 7:232 lid 2 BW. Ook bespraken wij meermaals dat het in dit kader bijvoorbeeld mogelijk is om een woning tijdelijk te verhuren aan buitenlandse studenten (en dat zij zich bij het eindigen van de overeengekomen bepaalde duur dus niet op huurbescherming kunnen beroepen).

Eind vorig jaar (WR 2015/92, niet gepubliceerd op rechtspraak.nl) diende de kantonrechter te Amsterdam in kort geding te beoordelen of het tijdelijk verhuren van een woning aan een derde in verband met het ‘uitproberen' van samenwoning met je partner (proefsamenwonen, een vorm van huisbewaring) kan worden gekwalificeerd als huur naar zijn aard van korte duur.

De kantonrechter overweegt allereerst dat artikel 7:232 lid 2 BW bepaalt dat afdeling 5 van boek 7 BW ten aanzien van huur van woonruimte (kort gezegd de huurbeschermingsregels voor woonruimte) niet van toepassing is op huur welke een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard van korte duur is. Laatstbedoelde categorie betreft een van de weinige uitzonderingen op de dwingende huurbescherming. De regel dient restrictief te worden toegepast, namelijk in die gevallen waarin voor iedereen duidelijk is dat er geen sprake kan en mag zijn van een beroep op huurbescherming. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van huur naar zijn aard van korte duur dient gekeken te worden naar de aard van het gehuurde, de aard van het gebruik, de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst, de effectuering daarvan en de duur van het gebruik.

De kantonrechter overweegt vervolgens dat hij voldoende aannemelijk geworden acht dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst hebben beoogd dat de verhuurder voor de duur van een jaar, in welk jaar hij met zijn partner zou gaan proefsamenwonen in haar woning, aan de huurder zou verhuren. De kantonrechter overweegt dat het op zich juist is dat de enkele vermelding van de woorden ‘aard van korte duur' en ‘recreatiewoning' onvoldoende is om aan te nemen dat van een huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur sprake is, hetgeen te meer geldt nu het appartement feitelijk geen recreatiewoning maar een gewone woning is. Wel kan dit naar het (voorlopige) oordeel van de kantonrechter een aanwijzing zijn voor de bedoeling die partijen hadden op het moment van het sluiten van het contract. Evenals de verhuurder heeft de huurder de huurovereenkomst, waarin deze woorden zijn opgenomen, immers getekend. Dat sprake was van proefsamenwonen staat ook met zoveel woorden vermeld op het ‘aanvraagformulier huisbewaring'.

De kantonrechter acht mede op grond van deze omstandigheden voldoende waarschijnlijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst die partijen zijn aangegaan een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard van korte duur is, te weten de duur van het proefsamenwonen van een jaar. De door de verhuurder gevorderde ontruiming wordt dan ook door de kantonrechter toegewezen.


Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Tijdelijk verhuren woning in verband met "proefsamenwonen" met partner

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief