icon

Termijnen en het bestuursprocesrecht

De termijnen voor rechtzoekenden in het bestuursrecht zijn strikt en veelal genadeloos fataal. Dient een rechtzoekende zonder verschoonbare reden een beroepschrift één minuut buiten de geldende termijn in, dan is het over en uit. Hij is niet-ontvankelijk in zijn beroep en het besluit kan dan zonder inhoudelijke behandeling van de door hem aangevoerde gronden door de rechter onherroepelijk worden.

De termijnen voor bestuursorganen in beroep zijn daarentegen minder strikt. Volgens artikel 8:42, eerste lid, van de Awb dient het bestuursorgaan binnen vier weken na verzending van het beroepschrift een verweerschrift in. Hoewel de gebiedende wijs in dit wetsartikel anders kan doen vermoeden, is de vermelde termijn niet fataal. De Awb (en de bestuursrechter) verbindt geen gevolgen aan het indienen van een verweerschrift buiten deze termijn. Het bestuursorgaan moet het verweerschrift dan wel 10 dagen voor de zitting indienen, maar ook als dat niet binnen de termijn van artikel 8:58, eerste lid, van de Awb is ingediend, is het, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld uitspraak van 23 juli 2014), aan de rechter om te beslissen of de goede procesorde zich ertegen verzet dat het desbetreffende stuk bij de beoordeling van het bestreden besluit wordt betrokken.

Wordt het verweerschrift wel in overeenstemming met de tien dagentermijn ingediend, dan mag de rechtzoekende op de zitting geen schriftelijke reactie op het verweerschrift overleggen. De Awb legt de rechtbank namelijk niet de verplichting op de indiener van een beroepschrift in de gelegenheid te stellen schriftelijk op het verweerschrift (dat slechts een reactie op het door de rechtzoekende ingediende beroepschrift is, of behoort te zijn) te reageren. Als de rechtzoekende op de zitting mondeling voldoende heeft kunnen reageren op het verweerschrift, dan ziet de Afdeling geen aanleiding om te oordelen dat een rechtzoekende in zijn processuele belangen is geschaad. Zodoende oordeelde de Afdeling in haar uitspraak van 26 november 2014 dat het niet in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor indien het niet wordt toegestaan dat ter zitting een schriftelijke reactie op het verweerschrift wordt overgelegd.

Nu verwacht ik dat deze uitspraak bij rechtbanken niet tot al te grote problemen hoeft te leiden. Het euvel kan naar mijn idee worden ondervangen door ter zitting alsnog een uitgebreide pleitnota te overleggen. Lastiger wordt het bij een zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De algemene lijn daar is dat het stellen van vragen door de Staatsraden op de zitting centraal staat en pleitnota's die langer duren dan vijf minuten niet mogen worden ingebracht. De voorzitter kan in de gegeven omstandigheden wel bepalen dat van deze algemene lijn wordt afgeweken, maar dan zal het dus telkens van de voorzitter afhangen of een langere pleitnota wordt geaccepteerd. Naar mijn idee zal het de rechtsbescherming van de rechtzoekende (en de snelheid van rechtspraak) dan ook ten goede komen indien de wetgever de termijn voor het indienen van een verweerschrift minder vrijblijvend maakt.


Claudia Koenen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Termijnen en het bestuursprocesrecht

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief