icon

Afvalbakken van chocolade

Van gebiedsontwikkelingsprojecten tot telecommunicatiediensten, in Nederland wordt heel wat aanbesteed. Zo ook – niet onbelangrijk – een opdracht voor het ontwerpen en produceren van afvalbakken voor de openbare ruimte in Amsterdam. Hiervoor heeft de gemeente Amsterdam een selectieleidraad opgesteld, waarin met de zogenaamde Puccini-methode is gewerkt. Deze methode is vernoemd naar de bonbonwinkel in de Staalstraat; inschrijvers wordt gevraagd bij de aanbesteding een technisch ontwerp in te dienen dat voldoet aan bepaalde functionele en esthetische eisen. In de leidraad is vermeld dat aanbestedingsontwerpen die niet aan de vormvereisten voldoen, ongeldig zijn. De ontwerpeisen zijn uitgewerkt in een programma van eisen, waarin onder meer is gemeld dat het ontwerp moet voldoen aan de tekening ‘Puccini Afvalbak'. Oftewel, een zaak rond de combinatie van afval en luxe chocolade. Dat kan alleen maar fout gaan.

En het ging inderdaad fout. De gemeente Amsterdam heeft tijdens de aanbestedingsprocedure een van de inschrijvingen ongeldig verklaard, omdat deze niet zou voldoen aan de eisen gesteld in de selectieleidraad. Deze eisen hadden betrekking op het ontwerp en het materiaal van de afvalbak. De inschrijvende partij heeft deze stelling betwist en in een kort geding aangevoerd dat wel degelijk is voldaan aan het Programma van Eisen (PvE) van de gemeente. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft op 2 september 2014 uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter benadrukt dat het uitgangspunt in een dergelijke aanbestedingsprocedure is dat de aanbestedende dienst (de gemeente Amsterdam) het ontwerp en de eisen waaraan dient te worden voldaan duidelijk omschrijft.

De eerste grond waarop de gemeente de ongeldigheid van het ontwerp baseert, gaat over de vorm. De gemeente stelt dat de afvalbak een bepaalde ‘kenmerkende' vorm moet hebben. Het komt echter vast te staan dat deze eis niet met zoveel woorden in het programma van eisen is opgenomen. De gemeente beroept zich op 3-D tekeningen waaruit dit vereiste ook af te leiden zou zijn; deze blijken echter weliswaar te zijn meegezonden bij de selectieleidraad, maar hiernaar wordt in het programma van eisen niet verwezen. Bovendien was de gemeente volgens de rechter niet eenduidig, aangezien uit de Nota van Inlichtingen kon worden opgemaakt dat ook van de 3-D tekeningen mocht worden afgeweken. De gemeente kan niet naderhand nieuwe criteria aanleggen. De voorzieningenrechter komt dan ook tot het oordeel dat het ontwerp van de inschrijver voldoet aan het programma van eisen en dus niet op deze grond ongeldig had mogen worden verklaard.

De tweede grond waarop de gemeente de ongeldigheid baseert, is dat de inschrijver een bepaalde productie methode niet heeft aangehouden. In het programma van eisen is bepaald dat stalen onderdelen thermisch verzinkt moeten worden; als dat niet mogelijk is mag de inschrijver een andere vorm van verzinken toepassen. De gemeente meent dat het ontwerp niet voldoet omdat de methode van thermisch verzinken niet is toegepast, terwijl die methode volgens de gemeente wel mogelijk is. Zowel de inschrijver als de gemeente onderbouwen hun standpunt met een deskundige. Ook op dit punt maakt de voorzieningenrechter korte metten met het standpunt van de gemeente. De inschrijver heeft naar het oordeel van de rechter voldoende aannemelijk gemaakt dat voor de uitvoering van haar specifieke ontwerp, met dun plaatmateriaal, thermisch verzinken geen reële optie is. Het standpunt van de gemeente, dat thermisch verzinken voor andere ontwerpen met andere materialen wel zou kunnen, maakt dat niet anders. Een dergelijke uitleg, zoals de gemeente voorstaat, zou naar het oordeel van de rechter meebrengen dat de keuzevrijheid voor het materiaal in feite illusoir is. Saillant detail is nog dat de door de gemeente ingeschakelde deskundige verbonden is aan een bedrijf dat blijkens haar website de methode van thermisch verzinken zoveel mogelijk propageert. De keuze voor deze deskundige is dus niet bepaald gelukkig.

De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de gemeente op onjuiste gronden de inschrijving ongeldig heeft geacht. De gemeente zal de beoordeling dus opnieuw moeten uitvoeren.

De zaak vormt een mooi voorbeeld van het belang van duidelijkheid bij aanbesteding en in het bijzonder de selectiecriteria. Dit is uiteraard van belang gelet op de beginselen van gelijkheid en transparantie, deze beginselen zijn essentieel voor het aanbestedingsrecht. Silvan Boer, met dank aan Rebecca Weijand.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Afvalbakken van chocolade

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief