icon

Verweren tegen een faillissementsaanvraag – beroep op verrekening

Artikel 1 van de Faillissementswet bepaalt dat de schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, ofwel op eigen aangifte ofwel op verzoek van een of meer van zijn schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement wordt verklaard.

Soms is enkel de aanvraag van het faillissement van een niet-betalende schuldenaar al een voldoende sterk middel om alsnog betaling af te dwingen. De schuldenaar zal immers in de meeste gevallen proberen om zijn daadwerkelijke faillietverklaring te voorkomen.

Voor een schuldeiser is het relatief eenvoudig om het faillissement van zijn schuldenaar te bewerkstelligen. Voor het slagen van zijn verzoek gelden twee noodzakelijke voorwaarden, te weten (i) de schuldeiser heeft een opeisbare vordering op zijn schuldenaar en (ii) de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Dit betekent in de meeste gevallen – kort gezegd – dat de vordering van de aanvrager vergezeld dient te gaan van ten minste één steunvordering van een andere schuldeiser. De schuldeiser dient feiten en omstandigheden naar voren te brengen waaruit ‘summierlijk blijkt' dat aan genoemde voorwaarden is voldaan, waarmee door de wetgever is beoogd dat de rechtbank na een kort, eenvoudig onderzoek kan beslissen of de schuldenaar in de vereiste toestand verkeert.

Indien een schuldenaar zich wil verweren tegen een faillissementsaanvraag, kan hij dit verweer op meerdere wijzen inkleden. Hij dient in elk geval aan te tonen dat ofwel de aanvragende schuldeiser geen vordering heeft, ofwel dat hij niet verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Dat laatste doet hij het makkelijkst door aan te tonen dat hij naast de aanvragende schuldeiser geen andere schuldeisers onbetaald laat. De schuldenaar kan bijvoorbeeld bewijzen dat de vordering van de aanvrager of de steunvordering reeds is voldaan, niet (meer) bestaat, dan wel dat de schuldenaar een tegenvordering heeft waarmee hij de (steun)vordering kan verrekenen.

Op 26 juni 2014 wees het Gerechtshof Den Bosch twee arresten en bekrachtigde hierin de faillissementen van twee zustervennootschappen (Bubble Group Capital B.V. en Bubble Group Media B.V.). In hoger beroep was door Bubble Group Capital B.V. een verrekenbare tegenvordering opgeworpen. Het enkele opwerpen van deze tegenvordering bleek echter onvoldoende verweer. Hoe zat dit precies?

De Rechtbank Oost-Brabant had Bubble Group Capital B.V. op 8 april 2014 op verzoek van de Belastingdienst failliet verklaard. Volgens Bubble Group Capital B.V. in hoger beroep had zij echter nog geld tegoed van de Belastingdienst. Dit bedrag, uit hoofde van een teruggave van btw, en de schuld aan de aanvrager zouden dan tegen elkaar kunnen worden weggestreept.

Het gerechtshof overwoog onder meer dat in het kader van een faillissementsprocedure heeft te gelden dat indien de vordering van de faillissementsaanvrager (zeer) summierlijk wordt onderbouwd, de wederpartij op zijn of haar beurt in beginsel kan volstaan met een (zeer) summiere betwisting. De faillissementsprocedure leent zich volgens het gerechtshof niet voor een grondig onderzoek.

Ter zitting verklaarde Bubble Group Capital B.V. echter dat zij de vordering van de Belastingdienst niet betwistte, maar zich beriep op verrekening met voornoemde tegenvorderingen op de Belastingdienst.

Naar het oordeel van het gerechtshof is “het bestaan van de (tegen)vordering tegenover de summierlijke betwisting daarvan door de Ontvanger, niet summierlijk aannemelijk geworden, nog daargelaten of in een geval als dit verrekening mogelijk is.”

Uit dit oordeel kan worden afgeleid dat het enkele stellen van een verrekenbare tegenvordering onvoldoende is om aan te nemen dat de (steun)vordering niet meer bestaat. De tegenvordering dient in elk geval voldoende te worden onderbouwd om het bestaan daarvan aannemelijk te maken. Het enkele bestaan van de tegenvordering is bovendien onvoldoende om de (steun)vordering teniet te laten gaat. Daarvoor is daadwerkelijke verrekening nodig.


Lonni Westland is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Verweren tegen een faillissementsaanvraag – beroep op verrekening

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief