icon

Bouwen op risico: ook na het verstrijken van de bezwaartermijn

Als een bestuursorgaan tot en met een week na het verstrijken van de bezwaartermijn voor een vergunning niets van zich laat horen: mag de vergunninghouder daaruit het vertrouwen ontlenen dat geen bezwaar is ingediend tegen vergunning? Deze vraag speelde in een uitspraak van de rechtbank Rotterdam waarin het gebouwde moest worden afgebroken en de (inmiddels ex-) vergunninghouder uiteindelijk met lege handen (en een flinke schadepost) achterbleef.

Het college van burgemeester en wethouders had in deze zaak een bouwvergunning verleend voor de bouw van een schuur. Een van de bij de bouwvergunning behorende bijlagen vermeldde: “Als u gebruik maakt van de vergunning voordat de bezwaartermijn is verstreken of een eventueel bezwaar of nader beroep is afgehandeld, handelt u op eigen risico en kunt u, bij daadwerkelijke vernietiging achteraf van de bouwvergunning, de gemeente niet aansprakelijk houden.” Een week na het aflopen van de bezwaartermijn begint de vergunninghouder aan de bouw van zijn schuur. Enkele weken later bericht de gemeente hem echter dat er bezwaar is ingediend. In de bezwaarprocedure verklaart de gemeente de bezwaren gegrond en weigert alsnog de bouwvergunning.

“Hoe liep het af in de beroepprocedure?” zult zich wellicht afvragen. Nou, die was er niet, want de vergunninghouder stelde geen beroep in tegen de beslissing op bezwaar. Het besluit van de gemeente waarin zij de inmiddels ex-vergunninghouder opdraagt om de schuur af te breken, kwam dan ook niet als een verrassing. Ook tegen dit besluit gaat de inmiddels ex-vergunninghouder echter niet in bezwaar. Hij breekt de schuur af. Desondanks laat de inmiddels ex-vergunninghouder het er niet bij zitten en vordert (primair) bij de rechtbank veroordeling van de gemeente tot betaling van € 30.000,-, stellende dat de gemeente onzorgvuldig en onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem niet tijdig te informeren over de ontvangst van het bezwaarschrift. Volgens hem mocht hij na verloop van zeven weken (bezwaartermijn + 1 week) ervan uit gaan dat geen bezwaren waren ingediend, zodat hij rustig kon gaan bouwen.

De rechtbank oordeelt dat er weliswaar sprake is van causaal verband (immers aannemelijk is dat niet zou zijn gestart met de bouw als de gemeente wel eerder had gemeld dat zij een bezwaarschrift had ontvangen), maar de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Allereerst wijst de rechtbank erop dat zowel de beslissing op bezwaar (waarin de bouwvergunning alsnog werd geweigerd) en het handhavingsbesluit (waarin tot afbraak van de schuur werd opgedragen) formele rechtskracht hebben gekregen. Van de rechtmatigheid van besluiten moet derhalve worden uitgegaan. Daarnaast wijst de rechtbank op het (door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunt (Hoge Raad 29 april 1994, NJ 1997, 396) dat de vergunninghouder die vóórdat definitief is komen vast te staan dat de vergunning niet meer kan worden vernietigd door ingesteld bezwaar/beroep, bouwt op eigen risico en later niet de gemeente kan aanspreken uit onrechtmatige daad. De vergunninghouder stelde dat deze regel alleen geldt in geval van bouwen tijdens de duur van de bezwaarperiode en niet daarna. De rechtbank oordeelt echter dat de regel in beginsel ook geldt in situaties waarin na afloop van de bezwaarperiode werd gebouwd. Wel zou er sprake kunnen zijn van gerechtvaardigd vertrouwen dat geen bezwaar is ingediend. Dat is volgens de rechtbank hier niet aan de orde. De rechtbank wijst erop dat de vergunninghouder geen vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan de wet. De wet verplicht de gemeente immers niet om de houder van een vergunning te informeren over de ontvangst van een bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat er ook geen omstandigheden zijn aangedragen waaraan toch vertrouwen mocht worden ontleend. De rechtbank merkt op dat van de vergunninghouder mag worden verwacht dat hij zich actief verzekert van een juist inzicht in de stand van zaken, juist nu een wettelijke informatieplicht ontbreekt en de vergunning op zijn verzoek is verleend. Kortom, van een onrechtmatige gedraging is volgens de rechtbank geen sprake.


Paulien Beunk is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Bouwen op risico: ook na het verstrijken van de bezwaartermijn

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief