icon

Schijn van volmachtverlening: feiten en omstandigheden ná het onbevoegd sluiten van de overeenkomst

Op 24 april 2015 heeft het Hoge Raad een interessant arrest gewezen over de ‘schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid' (gepubliceerd in NJ2015/221).

De zaak gaat over een vaststellingsovereenkomst die op enig moment is gesloten tussen de gemeente Dronten (verkoper) en de koper van een perceel. De vaststellingsovereenkomst is gesloten naar aanleiding van een geschil over de levering van dat perceel. De koper stelt dat hij schade heeft geleden door onjuiste en vertraagde levering. In de vaststellingsovereenkomst is kort gezegd bepaald dat dit geschil aan een deskundige wordt voorgelegd voor bindend advies. De overeenkomst is namens burgemeester en wethouders van de gemeente ondertekend door een jurist die (toen nog) in dienst van de gemeente werkte.

Conform de overeenkomst is inderdaad een deskundige benoemd die bindend advies heeft uitgebracht. Volgens dat advies moet de gemeente een schadevergoeding van € 117.995,- betalen aan de koper.

De gemeente was (blijkbaar) onaangenaam verrast door dit advies. De jurist in kwestie werd ontslagen en de gemeente heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de vaststellingsovereenkomst en het bindend advies nietig zijn althans de gemeente niet binden, met als grondslag dat de jurist niet bevoegd was om de overeenkomst namens de gemeente te ondertekenen.

De rechtbank wijst deze vordering toe, en het gerechtshof bekrachtigt dit. Het hof overweegt daarbij in algemene zin dat sprake kan zijn van gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van de koper voor het bestaan van een volmacht (3:61 BW) op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de gemeente komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Voor wat naar verkeersopvattingen heeft te gelden, speelt een rol dat de gemeente een overheidslichaam is. Het hof voegt daar aan toe dat de bevoegdheidsverdeling binnen een gemeente onmiskenbaar is vastgelegd in de Gemeentewet en (in dit geval) in een voor iedereen te raadplegen mandaatsbesluit. Zo is er volgens het hof slechts in bijzondere omstandigheden plaats voor het oordeel dat naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt. In dit geval is daar volgens het hof geen sprake van. Daarbij wordt onder meer overwogen dat feiten en omstandigheden die zich afspeelden ná het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, zoals het feit dat de gemeente het rapport van de bindend adviseur onder de noemer ‘planschade' in de administratie heeft verwerkt (waar toch enige erkenning van de juistheid van de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst valt te lezen) niet relevant is.

Dat laatste leidt tot cassatie. De Hoge Raad overweegt kort gezegd dat het oordeel van het hof, dat feiten en omstandigheden die zich ná het onbevoegdelijk verrichten van een rechtshandeling hebben voorgedaan niet zouden kunnen bijdragen aan het gerechtvaardigd vertrouwen van het bestaan van een volmacht, onjuist is. Het arrest wordt vernietigd en ter verdere behandeling verwezen naar het gerechtshof in Den Bosch.

De gemeente had er in dit geval dus goed aan gedaan om – direct na de ontdekking van de onbevoegd ondertekende vaststellingsovereenkomst – aan de bel te trekken. Doordat uitvoering is gegeven aan de vaststellingsovereenkomst is het risico gecreëerd dat er inderdaad sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van de koper.

Vernieuwend is het arrest overigens niet. Ook in eerdere rechtspraak heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat ook omstandigheden die zich voordoen ná het onbevoegd aangaan van een overeenkomst, kunnen bijdragen aan de schijn van bevoegdheid (zie NJ 2001 / 157, Kuijpers/Wijnveen).

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Schijn van volmachtverlening: feiten en omstandigheden ná het onbevoegd sluiten van de overeenkomst

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief